Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Slowakije

betekenis & definitie

Landstreek in Tsjecho-Slowakije (17°-22° O., 471/2°-491/2° N.). Opp. 49 015 km2.

Grenst met ca. 1 400 km lange grenzen in het N. aan Duitschland en Polen, in het O. aan Polen, indien men Roethenië tot S. rekent, in het Z. aan Roemenië en Hongarije. Slechts de W.-zijde van S. is verbonden met de andere deelen van het land.

De naam Slowakije is nieuw en onjuist. Toen het tot Hongarije behoorde (1918), heette het „Partes Regni Superiores” (Hong.: Felvidék = Hoogland), een gebied, dat niet alleen het door Slowaken bevolkte landsdeel omvatte, doch, afgezien van Hong. en Duitsche enclaves, ook zuiver Hong., Duitsche en Poolsche gebieden, resp. de Kleine Hong.

Laagvlakte, Zips (Spiss) en Arva (Orava).Opbouw Geheel S., behalve de Kleine Hong. Laagvlakte, behoort tot het Karpatengebied. Men onderscheidt drie gebergte-reeksen, die het vulkanische gebied in het centrum des lands omsluiten. De N. keten is de Flyschgordel, in het Tertiair opgeheven, vnl. uit zandsteen bestaande bergen (Beskiden). Ze zijn nergens hooger dan 1 700 m en vormden weleer een natuurlijke grens van Hongarije, daar slechts een enkele pas, nl. die van Jablunkov, den weg naar het W., en een enkele, dien van Uzok en Verecke (Magyarenpoort), den weg naar het O. openliet. Gedeeltelijk ligt deze gordel buiten de grenzen van S.

Binnen den gordel ligt, aansluitend aan de Alpen, de „buitenste kristallijnen reeks”, bestaande uit graniet en gneis. De Kleine Karpaten, het Nitra-geb., Lage Tatra en Hooge Tatra zijn de voornaamste deelen van deze groep, waarvan de Tatra de hoogste en meest woeste keten en de zeer ontoegankelijke Gerlachoska Stit de hoogste top (2 663 m) is. Bijna evenwijdig loopt de „binnenste kristallijnen reeks”, waartoe behooren de Hooge Fatra en de Lage Fatra met lagere toppen. Binnen deze concentrische ketens ligt het vulkanische gebied, dat aansluit bij de vulkanische bergen van Boven-Hongarije. Het Hongaarsche (thans Slowaaksche) Ertsgebergte was eertijds rijk aan mineralen, nu gedeeltelijk uitgeput (zie onder). Te beginnen met de Witte Karpaten loopt onregelmatig en niet continu de „klippenreeks”: kalksteenrotsen, waarop vaak vestingen staan (Nitra).

Landschappen Biedt de Flyschgordel een monotoon golvenden aanblik, zoowel de binnenste als buitenste kristallijne reeks geven het beeld van ruwe rotsen, waar boven 6 700 m geen cultuur-gewassen meer gedijen en boven 1 700 m zelfs geen naaldboomen meer aangetroffen worden. Schrale bergweiden en veelal kale rotsen liggen hierboven. Tusschen de twee kristallijne reeksen liggen de Tertiaire bekkens van Spiss, Turcov, Liptov en Nitra in het N.; van Orava en Kosice in het O. De Kleine Hong. Laagvlakte met Velky Zitny (Groote Schütt) is een Diluviale formatie, gedeeltelijk met löss bedekt.

Klimaat Het klimaat is ongunstig. De winter is streng en duurt lang. De neerslag is groot. De afzonderlijke deelen verschillen aanmerkelijk van elkaar. Orava heeft een jaarlijksch gemiddelde dat 4°-5° C lager is dan van het Z. gedeelte. Toch komt eeuwige sneeuw nergens voor, al blijft in sommige dalen aan de N. zijde van den Hoogen Tatra sneeuw ook ’s zomers liggen.

Flora en fauna De Karpaten zijn rijk aan beide. Naast de typische bergflora (waaronder edelweiss) speciale planten als: Campanula Carpathica, Rhododendron Kotschyi, Onasma tornense (D. Seidelbart). De hooggebergtefauna is volledig vertegenwoordigd. Naast vos, beer, gems, gazelle, arend en valk tot voor kort zelfs bison, alsook bisamrat.

De bevolking telt 3 350 000 zielen. Te dicht voor het onvruchtbare land (emigratie). De Slowaken (65 %) zijn er autochtoon. Ca. 1000 hebben er zich de Hongaren (25 %) gevestigd, terwijl in de 13e en 14e e. de Duitschers (5 %) de mijnbouw-steden hebben gesticht (zie hieronder, sub → Geschiedenis). Polen (2 %) leven aan de grenzen, evenals Roethenen (3 %), die (vooralsnog) administratief tot Slowakije behooren. 70 % is Kath., 13 % Luth., 6 % Isr. en 12 % behoort tot andere of geen gezindten. Huisvesting, hygiëne, kleeding, voeding zijn ten achter.

Hun kunst is primitief, geheel in overeenstemming met de zeden. Dit in schrille tegenstelling met Duitsche en Hong. steden, die monumenten van een hooge cultuur bezitten.

Voor de Slow. taal, zie → Slowaaksch.

Voor de Slow. letterkunde, zie → Tsjecho-Slowakije (sub Letterk.).

Sociaal-economische ontwikkeling Waar de grondvoorwaarden voor landbouw in het gebergte ongunstig zijn en het grootgrondbezit de opkomst van een vermogenden boerenstand in den weg stond, moest de bevolking in veeteelt, industrie en mijnbouw een bestaan vinden. Met de exploitatie der mijnen zijn Duitsche immigranten begonnen, waar de Slowaken slechts als daglooners gebruikt konden worden. Na de uitputting der goud- en zilvermijnen heeft de Hong. staat er industrieën gevestigd, die echter in den Tsjecho-Slowaakschen staat de concurrentie tegen de Boheemsch-Moravische industriegebieden niet konden volhouden en thans in verval zijn. De agrarische toestanden zijn ondanks de hervormingen, die aan de kleine boeren grond verschaften, wegens geringe concurrentiecapaciteit en crisis niet verbeterd. De landbouw is op de Kleine Hong. laagvlakte (granen, suikerbieten, aan de Ipel wijnbouw) loonend, in de bergen gedijen slechts aardappels en haver. Slechts 10 % van de totale oppervlakte is bouwland.

De veeteelt staat er gunstiger voor. De veestapel groeit jaarlijks met ca. 100 000 stuks runderen en ca. 20 000 paarden. Het aantal schapen is te schatten op ca. 65 000.

De mijnbouw levert steenkool (Brzno), ijzer (N. Nitra), koper (Hong. Ertsgeb.), zout en petroleum De industrie is veelal huisindustrie. Houtzagerijen vindt men over het geheele land verspreid. Suikerfabrieken in het Zuiden. Voorts: leer, glas, spiritus.

Toerisme is belangrijk in den Hoogen Tatra (Smokovec, Strbskepleso). Badplaatsen Pistjan, Trencin, Teplice.

Lit.: Emm. de Martonne, Géogr. Univ. (IV 1934, blz. 583 vlg.); Stanislav Nikolau, Géogr. de la Tchécoslovaquie (Praag 1926); Jenö Cholnoky Magyarország Földrajza (Pécs 1929).

Sivirsky.

Geschiedenis Tijdens de Volksverhuizing waren er reeds Slaven in Slowakije. Zij weerden zich dapper tegen de opdringende Mongoolsche Avaren, die ca. 800 uit de geschiedenis verdwijnen. Na dien tijd ontstond Groot-Moravië uit Moravië en Slowakije, waar het Christendom verkondigd werd door de H.H. Cyrillus en Methodius. Tusschen 824 en 836 is Nitra een vesting en heeft een Christenkerk; ca. 880 is het een bisschopszetel. In 900 veroveren de Hongaren S., waardoor een einde komt aan het Groot-Moravische rijk en S. tot na den Wereldoorlog, met een korte onderbreking, deel van Hongarije uitmaakt.

De S. hebben met Bohemen en Moraviërs in de M.E. eenig contact gehad, toen Bohemen en Hongarije een gemeenschappelijken koning hadden: nl. tijdens het interregnum na het uitsterven van de dynastie der Arpaden (1302-’06), Wenzel II en Wenzel III, tijdens de regeeringen van Sigismund (1387-1437) en de Jagellonen (1471-1526). Waar S. vanuit de vlakte toegankelijk was, ontstonden Hong. steden, waar de kunst tot hoogen bloei kwam (Kosice, Presov, Bardijov). De mijnsteden waren Duitsch en eveneens welvarend (Kremnica, Stiavnica). Tijdens den Turkschen tijd was S. het toevluchtsoord voor de Hongaren uit de Turksche gebieden, daar het land slechts gedeeltelijk en voor korte tijden bezet was. Vandaar dat middeleeuwsche monumenten in S. het best bewaard gebleven zijn. 1680-’87 was S. een onafhankelijk vorstendom onder Tököly (→ Hongarije). Na de Napoleontische tijden ontwaakte een nationalisme, dat later gevoed werd door de liberale denkbeelden van 1848 en het Panslavisme van de eeuwwisseling.

De onafhankelijkheidsgedachte vorderde, naarmate de Hongaren door opheffing van separatistisch getinte vereenigingen en het in de hand werken van Magyarisatie deze bestreden. In parlement en pers werd de gedachte levendig gehouden en na de débacle van 1918 scheurde S. zich van Hongarije los en ging met Moravië en Bohemen Tsjecho-Slowakije vormen. Reeds spoedig kwamen autonomistische bewegingen in S. aan den dag, daar het land in een onnatuurlijke geopolitische en economische situatie kwam, terwijl de Slowaaksche en de Tsjechische volksaard niet overeenstemde.

Lit.: Kamil Krofta, Gesch. van Tsjecho-Slowakije (1934).

Sivirsky.

Godsdienst Aangezien S. kort na zijn bekeering tot het Christendom onder Hongaarsch bewind kwam, valt zijn godsdienstige geschiedenis samen met die van Hongarije. Tijdens de Reformatie is S. in meerderheid Katholiek gebleven; ook dit is, naast de nationale tegenstelling, een oorzaak van wrijving met de Tsjechen, sinds S. in den Tsjecho-Slowaakschen staat is opgenomen. De vijf bisdommen, die het land deels van ouds, deels sinds de 18e e. bezat, zijn blijven bestaan: Kosice (Cassovië), Raznava, Szepes, Banska-Bystrica en Nitra. Ook zijn er twee bisdommen van den Roetheenschen ritus: Presov en Uzborod.

< >