Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Sleutelbloemigen

betekenis & definitie

(Primulaceeën), een tweezaadlobbige plantenfam. met 28 geslachten en 500 soorten eenjarige of overblijvende kruidachtige gewassen. De meestal enkelvoudige bladeren staan tusschen de steunblaadjes; de kelk is blijvend, de kroon trechtervormig vergroeid en heeft vaak ingesneden slippen; de meeldraden verschillen soms in lengte bij verschillende individuen (heterostylie).

Zeer bekende geslachten zijn: sleutelbloem (zie onder), waterviolier, wederik, guichelheil, alpenklokje, cyclamen, melkkruid, dwergbloem en waterpunge. Behalve als sierplanten hebben de s. geen bijz. beteekenis.De sleutelbloem (Primula), berenoor, eierkruid of bakkruid komt met 210 soorten vnl. in gebergten en in Eur., ook in de vlakten voor. In onze streken worden gevonden: de gewone s., P. veris, een overblijvende plant met dooiergele bloemen, en P. elatior, de slanke sleutelbloem, met lichtgele bloemen; zeldzamer is de stengellooze sleutelbloem, P. acaulis, met alleenstaande bloemen. Deze laatste soort wordt veel als sierplant gekweekt evenals de aurikel, P. auricula, met vsch. gekleurde bloemkroon. In rotstuinen worden ook veel soorten gebruikt, o.a. P. farinosa glutinosa en clusiana. Als kamerplanten gebruikt men veel P. chinensis en obconica, de eerste soort in verschillende tinten, de laatste in rood, violet, rosé en wit.

Menschen met een gevoelige huid krijgen door aanraking met afgescheiden stof van de klieren van P. obconica uitslag op de handen en het gelaat. Na enkele dagen verdwijnt deze vanzelf.

Bouman.

< >