of Singa-Mangaradja. De onafhankelijke Bataks op Sumatra voerden onderling voortdurend strijd, wat de bevolking bij herhaling om bescherming deed vragen aan het Ned.Ind. gouvernement.
Dit bleek daartoe evenwel niet bereid, zelfs niet, toen die bevolking in 1857 vrijwillig de Ned. souvereiniteit erkende. Toen echter de door de sedert 1861 hier werkzame Rijnsche Zending tot het Christendom bekeerde Bataks werden bedreigd, werd ingegrepen.
De aanvoerder der heidensche Bataks was een priester-koning, S., wiens wereldlijk gebied maar uit één enkele plaats bestond, maar wiens macht en invloed zeer groot waren. Men vertelde van hem, dat de aanblik van zijn behaarde tong doodelijk was en dat hij daarom zijn bevelen schriftelijk gaf.
S. werd verslagen en het landschap Silindoeng werd onder direct bestuur gebracht. Ook nu gaf S. den strijd niet op, wat tot de onderwerping van de Toba-landen (1884) en de overige Bataklanden (1907) voerde.
In dit laatste jaar sneuvelde de laatste (tiende) S. tegen Christoffel, den aanvoerder der vervolgende colonne. Olthof.