A) Aardrijkskunde.
S. is het grootste eiland van de Middellandsche Zee; behoort aan Italië. Opp. 25 740 km2, ca. 4 millioen inw.; indeeling in 9 prov. Hoofdstad Palermo. Het N. deel van S. is een voortzetting der Apennijnen (kristallijn gesteente, Tertiaire kalk en zandsteen); de rest van het eiland is overwegend Tertiaire kalk, zandsteen en mergel. De toppen reiken tot 2000 m, de vulkaan de Etna tot 3280 m. Als begeleidingsverschijnselen van het vulkanisme minerale bronnen, zwavel, asphalt, fumarolen. Veel aardbevingen. Subtropisch klimaat: heete, droge zomer (26°C), zachte, regenrijke winter (11°C). Regenval 500-800 mm. Het bosch is bijna uitgeroeid. Flink ontwikkelde landbouw: tarwe, druiven, zuidvruchten, katoen en groenten. De arbeidzame bevolking emigreerde vroeger naar Z. Amerika en Tunis in verband met het grootgrondbezit. Flinke visscherij: sardines, tonijn, koraal. Eenige industrie: tapijten, conserven, aardewerk. Mijnbouw: zwavel, asphalt, zeezout, marmer, petroleum.
Lit.: E. Mauceri, Sicilia e Malta (1928); F. Kuypers, S., eine Wanderfahrt durch seine Kulturen (1931); Banco di Sicilia, Notizie sulla economia siciliana (1930).
Heere.
B) Geschiedenis
a) In de Oudheid. Toen in het midden van de 8e eeuw v. Chr. Grieksche kolonisten op S. kwamen, troffen zij er de Siculiërs, die vanuit het vasteland van Italië de oorspr. Sicaniërs reeds verdrongen hadden, en eenige Carthaagsche handelsfactorijen. Van de Gr. nederzettingen noemen we Zancle-Messina, Leontini, Syracuse, Gela, Acragas (Agrigentum) en Himera. De strijd met Carthago, dat langzamerhand het W. gedeelte van S. bezette, werd door Gelon van Syracuse en Theron van Acragas door den slag bij Himera, in 480 v. Chr. te hunnen voordeele beslist. Daarna was S. een voornaam Gr. cultuurcentrum (zie bijv. ➝ Gorgias), doch met name de strijd tusschen Jonische en Dorische steden belemmerde een rustige ontwikkeling; Athene’s inmenging door de zgn. Sicilische expeditie van 415-413 v. Chr. mislukte. Nu nam Syracuse, vooral door het werk van Dionysius den Ouderen, de leiding; wel kon deze stad na den 1en Punischen oorlog haar onafhankelijkheid nog bewaren, doch in 212 v. Chr. kwam zij onder Romeinsche heerschappij. S. was een graanschuur van Rome en Italië, doch de slavenoorlogen, geboren uit den slechten toestand van de slaven (vgl. Cicero’s redevoeringen tegen Verres) alsook de burgeroorlog tusschen Sext. Pompejus en Octavianus brachten S. in diep verval, waaruit Augustus het eiland door een nieuwe kolonisatiepolitiek trachtte te redden.
Lit.: Ziegler, Sikelia (in: Pauly-Wissowa, Realenz. klass. Altert., s.v.).
W. Vermeulen.
b) Na 440.
Sicilië kwam in 440 in het bezit der Vandalen, in 493 van de Oost-Goten, in 535 van het Byzantijnsche Rijk, werd in de 9e eeuw door de Arabieren veroverd en viel in 1061 in handen der Normandiërs. In 1266 veroverde Karel van Anjou, broer van den Franschen koning Lodewijk IX, het eiland, doch in 1282 stond S. op tegen de Fransche overheerschers door de zgn. Siciliaansche Vespers, waarbij toen op Paasch-Maandag de klokken voor de Vespers luidden, volgens afspraak, onder leiding van Joannes van Procida, al degenen, die het It. woord „ciceri” niet zuiver konden uitspreken, werden vermoord. S. erkende als koning Peter III van Aragon. Van 1713-’20 behoorde S. aan den hertog van Savoye, daarna maakte het weer deel uit van Napels. Tijdens de overheersching der Franschen wist zich Ferdinand IV, beschermd door de Engelsche vloot, althans op S. te handhaven.
In 1860 veroverde Garibaldi het eiland, dat in 1861 bij het koninkrijk Italië werd ingelijfd. Voor verdere gesch. zie ➝ Napels.
Lit.: H. Hochholzer, Sizilien als Beispiel der Mittelmeerischen Kulturschichtung (in: Hist. Zeitschr., Bd. 155 1936). Derks.
Koninkrijk der beide Siciliën is de titel, dien Ferdinand IV (I) bij zijn herstel in Napels in 1815, na de verdrijving van Murat, aan zijn rijk gaf. De naam vindt zijn hist. grond in de omstandigheid, dat de Byzantijnen, toen zij in de 9e eeuw S. aan de Arabieren verloren, Zuid-Italië noemden „Sicilië aan dezen kant van de straat” (van Messina). Voor de gesch., zie ➝ Napels (sub 3°) en ➝ Sicilië (sub B). Derks.
C) Voor bouw-, beeldhouw- en schilderkunst, zie ➝ Italië (s.v.).
Siciliaansche weefsels. Gedurende den Byzantijnschen tijd (6e tot 9e e.) werden in Sicilië nog geen zijdeweefsels vervaardigd. Onder de Noormannen werden in de door de Arabieren gedreven koninklijke textielwerkplaatsen te Palermo wel goudboordsels gemaakt, waarin de Islamietische invloed overheerscht. Eerst nadat door Roger II Grieksche zijdewevers naar Palermo werden gevoerd, nam de zijde-weverij een aanvang. Aanvankelijk Byzantijnsche, later ook Grieksche invloed, welke ook blijkt uit de Grieksche benaming, waarbij de weefsels naar aard van binding of kleur Amita, Dimita, Trimita, de rijkere Heximita, de roode Diarrhodon, de groene Diaspistus genoemd worden. In de latere Sicil. weefsels Spaansche en Ital. invloed. Na de 13e e. is er geen sprake meer van S. weefsel (vermoedelijk door de opbloeiende Ital. zijdeweverij overvleugeld).
J. Rutten.