(geol.),
1° Waterhoudend magnesiumsilicaat, rhombisch of monoklien kristalliseerend. Meest van groenige of gelige tint, veelal geaderd en gevlamd. Zacht, zeer goed te polijsten en daarom veel gebruikt voor ornamenten. Er zijn twee variëteiten: de vezelige s. of chrysoliet en de bladerige of antigoriet. De vezelige levert de serpentijn-asbest. Edele s. is doorschijnend, lichtgroen of zwavelgeel.
2° Een metamorph gesteente, ook wel tot de ophieten gerekend, grootendeels uit het mineraal s. bestaande. Ontstaat uit basische stollingsgesteenten.
Jong.