(Ned. faillissementsrecht) is de pandhouder, de hypothecaire schuldeischer, die het beding van machtiging tot verkoop heeft gemaakt en de eerste in rang is, en de commissionnair, d.w.z. zij kunnen hun rechten uitoefenen, alsof er geen faillissement ware; zulks binnen een maand nadat de insolventie is begonnen, behoudens de bevoegdheid van den rechter-commissaris dien termijn te verlengen; na verloop van dien tijd zal de curator doen verkoopen en hebben zij slechts recht op de opbrengst na aftrek van het daarover omgeslagen deel der faillissementskosten. Zij zijn verplicht de opbrengst van het verbonden goed aan den curator te verantwoorden met uitkeering van hetgeen die opbrengst het verschuldigde met interesten en kosten te boven gaat; vraagt de kooper zuivering van hypotheken, dan wordt echter, naar de rechtspraak van den Hoogen Raad, een rangregeling geopend, waarin ook volgende hypotheekhouders batig kunnen worden gerangschikt, eveneens zonder omslag van faillissementskosten te hunnen nadeele.
De s. is gehouden aan den curator in ieder geval zooveel van de opbrengst uit te keeren, als het bedrag der hooger bevoorrechte vorderingen beloopt, zooals dat der kosten van uitwinning en boedelredding, daaronder begrepen die van faillissementsaanvrage (aldus Rechtbank Maastricht 9 Mei 1936, nr. 928). Zie art. 57, 68, 59 Faillissementswet, 80, 81, 84 W. v.
K. Petit.