Bij de Romeinen was de s. een voornaam bestuurslichaam (zie onder, sub 1°); in sommige landen met parlementairen regeeringsvorm is de s. de Eerste Kamer (voor België, zie onder, sub 2°). De naam hangt samen met (Lat.) senex = grijsaard.
Oorspronkelijk: een vergadering met raadgevende stem (aan den koning).1° De Senaat van Rome bestond uit de patres, dit zijn de oudste vertegenwoordigers van de voorname geslachten (patriciërs). Tijdens de Republiek kreeg de Senaat een deel van de werkelijke macht (met de magistraten en de volksvergaderingen). Hij had het oppertoezicht over de financiën, de leiding in buitenlandsche aangelegenheden, en werkdadigen invloed op vrede, oorlog en verdragen. Door het Senatus Consultum Ultimum droeg hij aan de consuls buitengewone bevoegdheden op in verband met den dreigenden of aanwezigen oorlogstoestand. Op den duur steeg zijn macht: in de 3e en 2e eeuw v. Chr. werd de S. voor de volksvergadering bovendien ongeveer wat de Raad van State is voor het Ned. parlement: een wetsvoorstel moest eerst door den Senaat goedgekeurd zijn. Deze machtsverhouding ligt ook uitgedrukt in de bekende formule, die o.a. op openbare Romeinsche gebouwen (ook boven wetten, op legerstandaards, enzoovoorts) te lezen was (en is): S.P.Q.R. = Senatus populusque Romanus: senaat en volk van Rome. In de 2e eeuw v. Chr. beheerschte de S. practisch het Rijk. Hij telde toen 600 leden, uit adel en plebs bestaande, en door den censor gerecruteerd uit de gewezen magistraten, van de quaestoren te beginnen. Hun onderscheidingsteekenen waren: een gouden ring, een breede purperen zoom aan hun kleed, en roode schoenen. Voorzitter was een der hoogste magistraten, die de vergadering ook bijeenriep en de dagorde vaststelde. Gedurende den Keizertijd bleef de S. wel bestaan, doch verloor voortdurend aan macht, totdat hij niet meer was (en is) dan de gemeenteraad van Rome.
Slijpen.
2° De senaat in België is een der beide Kamers, die de natie vertegenwoordigen en bekleed zijn met de wetgevende macht. Volgens art. 53 en 64 van de Grondwet bestaat de S. uit:
1° rechtstreeks door het kiezerskorps aangestelde senatoren, naar verhouding van één senator voor elke 80 000 inw.;
2° provinciale senatoren, door de Provinciale Raden gekozen, naar verhouding van één senator voor elke 200 000 inw., met een minimum van 3 senatoren per provincie;
3° gecoöpteerde senatoren, door den Senaat zelf gekozen ten bedrage van de helft van het getal der provinciale senatoren. Maken ook deel uit van den S. de zonen van den Koning en bij ontstentenis dezer de Belg. prinsen van den tak der kon. familie, die aan de Regeering moet komen (art. 58).
Om tot senator gekozen te worden moet men:
1° Belg zijn door geboorte of de groote naturalisatie ontvangen hebben;
2° het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten;
3° zijn woonplaats hebben in België;
4° tenminste 40 jaren oud zijn.
De keuze van de rechtstreeks door het kiezerskorps aangestelde senatoren blijft evenwel beperkt tot zekere categorieën van personen, omstandig aangegeven in art. 66bis der Grondwet. De senatoren genieten geen jaarwedde; zij hebben echter recht op een schadeloosstelling voor hun onkosten.
Op een paar zeer kleine uitzonderingen na hebben beide Kamers dezelfde bevoegdheid. In strijd met wat in Nederland bestaat hebben ze beide het initiatiefrecht. Rondou.