1° Daniël, schilder. * 1590 te Antwerpen, ✝ 2 Nov. 1661 aldaar. Jezuïet.
Leerling van Jan Brueghel. Bijna uitsluitend schilderde hij Madonna’s in een bloemenkrans.Lit.: Thieme-Becker, Allg. Künstlerlex.
2° Emiel, bisschop van Gent. * 3 Sept. 1855 te Gent, ✝ Mei 1927 aldaar. Doctor in de godgeleerdheid, na een kort professoraat aan het groot-seminarie te Gent, werd hij pastoor-deken van St. Jan buiten de Schelde aldaar, waar hij 26 jaar de vader der armen was. Hij werd bisschop 1 Mei 1917.
Lit.: Ons volk ontwaakt (1919 en 1927). Allossery.
3° Hercules, schilder en etser. * 1590 te Haarlem, ✝ ca. 1640 te Amsterdam. Een der grootste landschapschilders der Holl. school. Op zeer persoonlijke wijze ontwikkelde hij zich uit de kunst der Antwerpsche landschapsmanieristen als Coninxloo, De Momper e.a. en op zijn beurt had hij grooten invloed op de kunst van Rembrandt. Zijn visie op het landschap is bijzonder dramatisch; hij beeldt het uit bijna geheel zonder figuren, wat het gevoel van tragische eenzaamheid versterkt. Zijn grootheid treft misschien het meest in zijn (kleur)etsen, die ook om het technisch procédé een geheel eigen plaats innemen. Pas de laatste 25 jaren is hij weer ontdekt. Zijn hoofdwerk bevindt zich in de Uffizi te Florence, waar het vroeger een Rembrandt heette.
Lit.: K. Pfister, H. S.; W. Steenhoff, II. S. (1924); J. Springer, S.’s Radierungen. Schretlen.
4° Karel, missie-bisschop, apostel van Alaska. * 26 Dec. 1839 te Gent, ✝ 28 Nov. 1886 te Yoekoe (Alaska). In 1863 priester gewijd, vertrok hij naar Oregon (Ver. Staten van N. Amer.). Bisschop van Vancouver in 1873; titulair aartsbisschop van Emesa en coadjutor van den aartsbisschop van Oregon in 1878; aartsbisschop van Oregon in 1880; op zijn verzoek weer benoemd te Vancouver 1884. Door zijn knechtvermoord.
Lit.: M. De Baets, Mgr. S., 1’apótre de 1’Alaska (Gent 1896). Allossery.