Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Sedile

betekenis & definitie

(Lat., = zetel; < sedere = zitten), in de liturgie, naam voor:

1° De zetels aan de Epistelzijde vóór het altaar, waarvan bij plechtigheden, die voor een deel aan het altaar plaats grijpen (H. Mis, Vespers, enz.), af en toe de celebrant en zijn assistenten gebruik maken. Heden geeft de Kerk de voorkeur aan een enkele lange bank, zonder leuning; vroeger waren het dikwijls drie zetels, rijk bewerkt, soms zelfs met een hemel overhuifd. Louwerse.

De oudste s. zijn ofwel verplaatsbaar ofwel zij behooren tot de vaste uitrusting der kerk en maken dan deel uit van den kerkbouw. In dit geval zijn de s. soms drie trapsgewijze afdalende zitplaatsen, waarvan de hoogste voor den celebrant, de twee andere voor de assistenten bestemd zijn. In de moderne tijden komen de verplaatsbare s. meer in gebruik. Tijdens de 17e en 18e eeuw zijn hun vorm en versiering ontleend aan het burgerlijk meubilair (Lodewijk-stijlen). De Kapellekerk te Brussel bezit nog s. uit de 14e e.; ook Xanten, uit denzelfden tijd. V. Herck.

Lit.: E. Reusens, Elémenf.s d’archéol. chrét. (II, 285); P. Gr. Hexgea, Ausstattungskunst im Gottcshause (1934); G. Jakob, Die Kunst im Dienste der Kirche (51908).

2° De opslaanbare zitting der koorbanken.

< >