1° Clara, geb. Wieck pianiste, echtgenoote van 2°. * 13 Sept. 1819 te Leipzig, ✝ 20 Mei 1896 te Frankfort a.
M. Maakte groote concertreizen, speelde werken van Beethoven, van haar man, Chopin, e.a.; 1878-’92 leerares aan het Conservatorium Hoch te Frankfort.Werken: instrumentale en vocale werken.
Lit.: B. Litzmann, Cl. Sch. (I 81925 II 71925 III 41920).
2° Robert Alexander, beroemd componist der romantiek, echtgenoot van 1°. * 8 Juni 1810 te Zwickau, ✝ 29 Juli 1866 te Endenich. Zoon van een boekhandelaar. Als student(rechten) muziekonderricht van Fr. Wieck. Overdreven technische oefeningen hadden in 1831 een verlamming der rechterhand ten gevolge. Van nu af was hij autodidact en gaf zich uitsluitend aan de compositie en aan muziekcritiek. 1834 mede-oprichter der Neue Zeitschr. für Musik, die hij 1835-’44 alleen redigeerde. In 1840 huwelijk met Clara Wieck. In 1843 leeraar aan het conservatorium te Leipzig; 1844-’50 te Dresden; 1850-’53 muziekdirecteur te Dusseldorf. Geestesziek deed hij een poging tot zelfmoord (1854) en bracht zijn laatste levensjaren in een gesticht door. Voor de klavierliteratuur is hij belangrijk door zijn vele werken, vooral door de kleine karakterstukken, waarin het lyrisch element overheerscht. In zijn liederen kan hij met Schubert vergeleken worden, alleen zijn de begeleidingen van grooter beteekenis; de grootere werken zijn minder sterk.
Werken: Orkestwerken, o.a. 4 symphonieën, ouverturen, koorwerken, o.a. Paradies und die Peri. Liederen, o.a. bundels: Liederkreis, Frauenliebe und Leben, Dichterliebe. Orgel- en klavierwerken : Papillons, Carnaval, Kinderszenen, Kreisleriana, concert op. 54.
Geschriften: Gesamm. Schriften (51914).
Lit.: Wasielewsky, S. (41926); La Mara, R. Sch. (1911); W. Dahms, Scti. (1916); Basch, R. S. (1926) ; M. Beaufils, R. S. (1932). Piscaer.