Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Schouwburg

betekenis & definitie

of theater Gr. theatron = plaats om te zien).

Bij de Grieken ontwikkelde zich de s. uit den ronden dansvloer (orchestra) rondom een altaar. Hieromheen waren ten deele verhoogde zitplaatsen voor toeschouwers aangebracht; aan de open zijde was de skènè, een architecturale achtergrond. De s. werd steeds in een dal aangelegd, zoodat de zitplaatsen langs de helling lagen. Het is onzeker, wanneer men begon de spelers op een verhoogd tooneel tegen de skènè te doen optreden; waarschijnlijk geschiedde dit eerst na de 5e eeuw v. Chr.

De Romeinsche s. werden niet steeds in een dal aangelegd, doch opgemetseld. De orchestra had den vorm van een halven cirkel, de skènè was voorzien van een tooneel en bestond zelf uit eenhoogen wand door pilasters ingedeeld en voorzien van vijf doorgangen. Er werden vrij uitvoerige machinerieën gebruikt bij betrekkelijk weinig decor, hoewel eenige decorwisseling mogelijk was. De overdekte s. (Odeum) diende in hoofdzaak voor muziekuitvoeringen.

In de middeleeuwen was van vaste s. geen sprake. Opvoeringen buiten de kerken hadden plaats op estrades, waarbij veelal naast elkander de vsch. plaatsen van handeling waren aangegeven.

In de Renaissance. Het beroemdste voorbeeld van een s. is het nog steeds bestaande Teatro Olimpico te Vicenza in Italië, door Palladio in 1579 begonnen. Hoewel overdekt, is hier volkomen het Romeinsche type gevolgd, ook in het tooneel, waarvan de vaste achterwand wederom vijf doorgangen heeft, waarachter in 1585 door Scamozzi perspectivische schilderingen zijn aangebracht. In het Teatro Farnese te Parma (1618-’28) van Aleotti, toen de grootste s. ter wereld, is de middenpoort yan tien tooneelwand hooger en breeder geworden. Geleidelijk ontwikkelde zich nu uit deze poort de tooneelopening, zooals wij die nog tegenwoordig kennen. De architectonische versiering aan weerszijden werd hierbij tot omlijsting. In het Teatro Farnese is de zaal tevens meer langgerekt.

Voor den s. in → Spanje, zie aldaar (sub Tooneel).

In het Noorden, Engeland vooral, was de s. primitiever en bestond uit een rond of veelhoekig gebouw, rondom een binnenplaats. In het gebouw bevonden zich de loges, terwijl het tooneel zelf een estrade was, op de binnenplaats opgeslagen. Als achtergrond diende een vast fond met een of meer poorten en een balkon. Op zulke tooneelen, dus zonder verdere decorwisseling, werden de stukken van Shakespeare opgevoerd. Een bekend voorbeeld van dit type was bet Globetheatre te Londen. Een combinatie van den daar gebruikelijken achtergrond met de decoratieve zijwanden van het Ital. tooneel vertoonde de Amsterdamsche schouwburg van Jacob van Campen (1637). De zaal bevatte hier een galerij.

In den nieuwen tijd. In de 18e e. ontwikkelde zich uit den Ital. vorm het nog heden gebruikelijke type in den vorm van een hoefijzer, met galerijen boven elkander en een architectonisch omlijste tooneelopening. In de moderne schouwburgen wordt er meer rekening mede gehouden, dat de toeschouwers op alle plaatsen het tooneel goed kunnen zien, evenals met acoustische mogelijkheden. Speciaal te noemen is nog het Grosse Schauspielhaus (thans Theater des Volkes) te Berlijn, door Poelzig in 1918 in een circusgebouw ingericht. Oorspr. heeft Reinhardt daar klassieke treurspelen opgevoerd, waarbij ook in de orchestra werd gespeeld, later werd alleen het tooneel nog gebezigd.

Lit.: M. Semper, Theater (Handb. der Architektur, 1904); A. Nicoll, Development of the Theatre (1927; voortreffelijk overzicht, rijk geïll.).

v. Thienen.

< >