Ook kortweg Schola, noemt men zoowel het koor van zangers (Cantor), sinds de eerste eeuwen belast met de uitvoering der meer ingewikkelde kerkzangen, als de ruimte, waarin dezen zich bevonden. Paus Gregorius de Groote gaf aan de s. van Rome een geordenden vorm, een eigen woning, enz.
De eerste zanger der s. heette primus (of prior) scholae (later primicerius), de tweede secundus (later secundicerius), de vierde onderrichtte de talrijke zangknapen (meest weeskinderen). Het voorbeeld vond navolging: 7e eeuw in Engeland, 8e-9e eeuw in het Frankenrijk onder Pepijn (St.
Bonifatius) en vnl. onder Karel den Grooten (Hofschool) en zijn opvolgers; beroemd waren de s. van York, Metz, Eichstätt, Reichenau, Fulda, Reims, Orleans, spoedig ook S. Gallen, enz.
Het bleven tot op heden vnl. kloosterschola’s (Solesmes, Beuron, enz.). Zoowel Pius X (22 Nov. 1903) als Pius XI (20 Dec. 1928) drongen op herstel der oude s. ook daarbuiten aan. ➝ Cantor.Lit.: Haberl, Die röm. Schola C. (1898).
Louwerse.