Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Schieren

betekenis & definitie

Gem. in het groothertogdom Luxemburg, ten Z. van Ettelbrück; opp. 1041 ha, ca. 770 inw.; landbouw, veeteelt; rivier: de Alzette.

Schieringers en Vetkoopers noemden zich de twee partijen in de partijtwisten, die, in Oostergo en Westergo begonnen, gedurende de 14e en 15e e. heel Friesland geteisterd hebben. In Oostergo en in de stad Groningen vond men meest Vetkoopers. In de 14e e. zochten dezen den steun van Holland; tijdens de Geldersche oorlogen hielpen zij de zgn. nationale partij, terwijl de Schieringers tot samengaan met den Bourgondischen landsheer geneigd waren. De afleiding der twee namen is onzeker. De eerste is waarsch. afgeleid van de „schiere”(= grauwe) monnikenkappen der Cisterciënsers. De naam Vetkoopers duidt dan vermoedelijk op de voornaamste bezigheid der Praemonstratensers en der hoofdelingen, namelijk de vetweiding. Boeren.

< >