Wat is de betekenis van Schieren?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schieren

(heeft geschierd), (gew.) beredderen, opknappen.

2025-07-24
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Schieren

Gem. in het groothertogdom Luxemburg, ten Z. van Ettelbrück; opp. 1041 ha, ca. 770 inw.; landbouw, veeteelt; rivier: de Alzette. Schieringers en Vetkoopers noemden zich de twee partijen in de partijtwisten, die, in Oostergo en Westergo begonnen, gedurende de 14e en 15e e. heel Friesland geteisterd hebben. In Oostergo en in de stad Groningen vo...

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Schieren

('sji:rən) gemeente in het Groothertogdom Luxemburg, 772 inw.

2025-07-24
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

schieren

vetus. sax. sicamb. Diuidere, partiri.