Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Runderhorzel

betekenis & definitie

(Hypoderma bovis), tweevleugelig insect van de fam. der horzels.

Vliegt Juli en Aug. rond, legt dan eieren op de huid van koeien, een enkelen keer van paarden. De jeuk veroorzakende larven worden door de koe opgelikt, waarna ze zich door den slokdarmwand en het spierweefsel heen naar de wervelkolom begeven, waar ze zich in het wervelkanaal inboren en daar blijven tot ze de grootte van ca. 13 mm hebben bereikt. In het voorjaar boren ze zich een uitweg door de huid heen. Eerst vormen ze een buil onder de huid en dit is de tijd, dat ze bestreden kunnen worden. De builen worden ingesmeerd met zalf, waardoor ze week en de larven uitgeknepen kunnen worden. De schade is zeer groot, daar de in de huid geboorde gaten de waarde ervan sterk verminderen.

Het vee schijnt er geen last van te ondervinden. Valt de larve uit de buil op den grond (in Juli), dan verpopt ze zich daar en na een maand komt het volwassen insect te voorschijn.

< >