Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Rubens

betekenis & definitie

1° Heinrich, Duitsch natuurkundige. * 30 Maart 1865 te Wiesbaden, † 17 Juli 1922 te Berlijn, waar hij sinds 1906 prof. was. Zijn levenswerk is het onderzoek van het ultraroode spectrum.

Met zijn zgn. reststraal-methode (1897) maakte hij monochromatisch ultrarood (➝Reststralen). Zijn metingen aan het zwarte lichaam bevestigden de formule van Planck.

Met F. Hagen onderzocht hij de reflectie van metalen, met H. du Bois ontwierp hij een pantsergalvanometer (1900).

J. v. Santen.2° Peter Paul, Ned. schilder. * 28 Juni 1577 te Siegen, † 30 Mei 1640 te Antwerpen. Eerste schildersonderricht waarsch. bij Tob. Verhaeght; daarna bij Ad. van Noort en Otto Venius. In 1598 reeds meester in het Lucasgilde. In 1600 naar Italië, waar hij lang verbleef, o.a. acht jaren in dienst van den hertog van Gonzaga; bezocht Rome en Genua, ook Spanje, waar hij overal portretopdrachten uitvoerde. In 1608 terug in Antwerpen; een jaar later huwde hij Is. Brant en werd aangesteld als hofschilder van Albertus en Isabella. Spoedig kwam hij tot groote bekendheid en werd de gevierde portretschilder. Zijn werken werden door graveurs ver buiten zijn land bekend. Hij hield een reusachtig atelier met vele leerlingen (in 1617 kwam daar van Dyck). In 1622 ontbood Maria de Medici hem naar Parijs om een reeks illustraties van haar leven te schilderen (thans in het Louvre). Een jaar later stierf zijn vrouw. In deze jaren schijnen zijn diplomatieke werkzaamheden begonnen te zijn in dienst van het Hof te Brussel, o.a. naar Madrid, Londen en in Holland. Bij deze gelegenheden voerde hij steeds portretopdrachten uit, bijv. Philips IV (5 maal). In 1630 huwde hij de jeugdige Helène Fourment. Tot het laatste toe bleef zijn werk gezocht; hij werd in den adelstand verheven, bezat twee vorstelijke woningen (in stad en buiten), waarin hij rijke collecties bijeenbracht en toen hij in 1640 overleed, werd hij in wijden kring betreurd.

In bijna alle opzichten is R. een tegenhanger van Rembrandt; in hun beider werken vindt men denzelfden afstand, die er ligt tusschen de ongehoorde maatschappelijke carrière van R. en de verguizing, die Rembrandt’s deel was. Ongetwijfeld was R. een geniaal teekenaar en een virtuoos schilder, maar nimmer bereikte zijn werk die diepte van sentiment, die juist de grootheid van Rembrandt uitmaakt. De waarde van Rubens’ werk ligt vooral in den uitbundigen levenslust, waar het van blaakt. Hij was een beminnaar van het leven in al zijn vormen; ook een kenner van het menschelijk gemoed, wat vooral in zijn vroege portretten tot uiting komt, daarbij een romantisch vertolker van het landschap, waarin hij de natuur in al haar verschijningen verheerlijkte. Voor velen heeft hij in dit genre zijn beste werk geleverd. Door een ongekend succes, door welvaart en voorspoed is zijn kunstenaarsschap deerlijk vervlakt.

Portretopdrachten stroomden hem in die mate toe, dat hij er een schare van helpers op na hield, die de meestal slechts in hoofdlijnen door hem opgezette conterfeitsels voltooiden, waarna de stukken van zijn signatuur voorzien werden. Dit is ook de reden, waarom thans nog zoovele zwakke werken echte voortbrengsels van zijn hand heeten. In zijn studieteekeningen kan men de geniale vlotheid het best volgen. De jonge kunstenaar was in Italië sterk onder invloed van Titiaan, Veronese en Bassano gekomen en hier ontwikkelde hij zich met groote snelheid. Juist in deze werken vindt men veelal de meeste concentratie en zij behooren tot het beste deel van zijn oeuvre. Veelzijdigheid was zijn kenmerk van het begin af; naast religieuze en mythologische onderwerpen vindt men zijn portretten en landschappen.

Hoofdwerken: zelfportret met zijn vrouw uit 1609 (München); het portret van Maria de Medici uit ca. 1625 en die van zijn eerste en tweede vrouw; de groote Kruisafneming in de O.L. Vrouw te Antwerpen; eenige zijner schoonste landschappen in de Nat. Gallery te Londen en het Louvre te Parijs.

Lit.: A. Rosenberg, P. P. (in: Klass. d. K.); E. Dillon, R. (Londen 1909); R. Vischer, P.

P. R. (1904); Bode, Die Meister d. holl. u. vlam. Malersch. (1923); G. Glück en Fr. M. Haberditzel, Die Handzeichnungen v.

P. P. R. (1928). Verder de werken van Max ➝Rooses over R. Schretlen.

< >