1° Oudste zoon van den aartsvader Jacob en Lia (Gen. 29.32). Om zijn bloedschande (Gen. 35.22) ging zijn eerstgeboorterecht over op Joseph (Gen. 48.5) en diens twee zonen Ephraim en Manasse.
2° De stam Ruben werd bij den uittocht uit Egypte op 46 500 (Num. 1.20), bij het einde van den woestijntocht op 43 730 volwassen personen geschat (Num. 26.7). Na de verovering van Palestina kreeg R. in het Oostjordaanland een gebied toegewezen, dat ongeveer samenviel met het voormalige rijk van den Amorietenkoning Sehon van Hesebon: Oostelijk van de Doode Zee tot aan den Arnon (Num. 32.1-38). Door den Assyrischen koning Tiglatpileser werd in 734 het geheele Oostjordaanland veroverd; de bewoners werden gedeporteerd (1 Par. 5.26). Daarmee verdwijnt R. uit de geschiedenis van Israël, waarin hij nooit een rol van beteekenis gespeeld had. A. v. d. Born.