1° Gerlach (Nicolaus Jacobus Hubertus), Franciscaan, bijzonder hoogleeraar in de alg. taalwetenschap aan de rijksuniversiteit te Utrecht (sinds 1932). Zeer actief strijder voor de invoering der Vereenvoudigde Spelling (Kollewijn), speciaal kenner van het vraagstuk der nominale Massificatie in de taal. * 18 Oct. 1880 te Valkenburg (L.).
In 1898 ingetreden bij de Minderbroeders, 1905 priester gewijd. Promotie aan de univ. te Leiden in 1926 bij prof.
Uhlenbeck. In 1931 lid Kon.
Academie van Wetenschappen te Amsterdam. Redacteur van Het Museum.Werken: hoofdwerk: Die nominalen Klassifikationa-Systeme in den Sprachen der Erde (Mödling 1929). Verder: De Vereenvoudigde Spelling tegen de jongste aanvallen verdedigd (1928); Het Seksuele-N-komplex (1934); Pronominale problemen in het Nederlands (1935); artikelen in De Katholiek, Tijdschrift voor Taal en Letteren, De Nieuwe Taalgids, Ons Eigen Blad, Mensch en Maatschappij. Wils.
2° Jan F. van, boekdrukker. * 1878. Leidde met dr. P. N. van Eyck „De Zilverdistel” (➝Private Press), liet in 1916 door S. H. de ➝Roos een eigen letter (Zilvertype) teekenen, in 1917 een andere door Lucien Pissarro. Publiceerde in 1916 zijn ideeën over Boekkunst in het werkje „Over Boekkunst”, geschreven in samenwerking met P. N. van Eyck. In 1923 nam hij het volledige beheer der drukkerij op zich en herdoopte deze in „De Kunera Pers”. Zijn geheele productie (o.a. werk van Shelley, Kloos, Villon, van Schendel) kenmerkt zich door zuiveren smaak. Aan hem, als secretaris-generaal van het hoofdbestuur van P.T.T., dankt men ook de fraaie series postzegels door Ned. kunstenaars ontworpen.