Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Gerlach

betekenis & definitie

Gerlach - 1° Franz Dorotheus, Duitsch Klass. philoloog; * 1793 bij Gotha, † 1876 te Bazel, waar hij in 1820 prof. en in 1829 biblioth. werd. G. was een tegenstander van Mommsen; hij publiceerde, naast enkele Klass. auteurs: Geschichtsschreiber der Römer bis auf Orosius (1885).

2° Leopold von, Pruis, generaal; * 1790 te Berlijn, † 1861 te Potsdam. Als adviseerend lid van het ministerie van Oorlog werd hij het invloedrijkste lid der „Camarilla”, bestreed de politiek van Radowitz en bewees belangrijke diensten aan de reactie op politiek en religieus gebied.

Lit.: Lüttke, Die polit. Anschauungen G. ’s (1907).

3° Walther, Duitsch natuurkundige; * 1889 te Biebrich (Rhein); 1921 buitengewoon hoogleeraar te Tübingen, 1929 te München. G. maakte zich vooral verdienstelijk door de experimenteele bevestiging van de quantentheorie; o.a. vond hij met Stern het naar hen genoemde effect (1922). Dit bestaat hierin, dat snelle zilveratomen in een inhomogeen magneetveld een afwijking krijgen, waaruit blijkt, dat atomen in een uitwendig magneetveld slechts bepaalde standen kunnen innemen, dus hun richtingen gequantiseerd zijn. Ze waren in staat uit hun metingen de waarde van het magneton van Bohr (quanteneenheid van het magnetisch moment) te bepalen. Verder onderzocht G. warmtestraling en photoëlectrisch effect.

Werken: Die experimentellen Grundlagen der Quantentheorie (Brunswijk 1921); Materie, Elektrizität, Energie (Dresden 1926).

J. v. Santen.

< >