Hij, die zich gedurende de M. E. bij wijze van beroep in dienst stelt van den vorst of van een machtig heer tot het verrichten van diensten te paard (miles).
Naarmate de hoedanigheid van r. erfelijk wordt, vormt zich een ridderstand, waarbij én beroep én afstamming (ridderboortig) een bepalende rol vervullen. Deze stand kende eigen wetten en eigen opvattingen van plichten (standseer).
Aan de hoven werd bijzondere zorg besteed aan de vorming van hen, die eenmaal tot den ridderstand zouden behooren (trouw, moed, streven naar ideaal). De formeele opneming geschiedde door den ridderslag, waarbij de „knaap” (puer), geknield tusschen twee riddermatige mannen, een plechtige gelofte af legt, waarna degeen, die hem tot r. slaat, een zwaard laat rusten op den nek van den nieuwen r. (symbool van dienstbaarheid).
Vervolgens wordt de r. bekleed met de onderscheidingsteekens (gulden sporen, mantel). Tegenover de door den r. bewezen of te bewijzen diensten staat in den regel een belooning (vrijdom van bepaalde lasten, leen).
Heeft het ridderwezen tijdens de kruistochten zijn hoogsten bloei bereikt, daarna geraakt het in verval. Tot dit verval werkte o.m. mede de steeds verder gaande versplintering van bezittingen (de r. had zich ter vervulling van zijn ridderplicht vaak groote uitgaven te getroosten).
Zie nog ➝ Adel; Adelsrecht. Hermesdorf.Ridder van de droevige figuur ➝ El caballero de la triste figura.
Ridders van Pruisen ➝ Duitsche Orde.