Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-10-2019

Ridder (persoon)

betekenis & definitie

1° Alfons De, ➝ Elsschot (Willem).

2° André De, Vlaamsch schrijver. * 20 Oct. 1888 te Antwerpen. Hoogleeraar in financ. wetenschappen en statistiek aan het Hooger Handelsgesticht en de Kol. Hoogeschool te Antwerpen en aan de Univ. te Gent. Redactie-secretaris van De Vl. Arbeid (1907), De Boomgaard (1910-’12), Het ➝ Roode Zeil (1920), Sélection. In zijn decadente romans schildert hij de Antwerpsche grootstad met de zedelijke ellende van de gegoede burgerij. Denzelfden geest vindt men in zijn geromanceerde biographieën. Voorbehouden lectuur.

Werken: Romans: Gesprekken met den Wijzen Jongeling (1910); De koude Broos (1911); Filiep Dingemans’ Liefdeleven (1911); De gelukkige Echt van Mijnheer Dingemans (1912); De gelukkige Stonde (1913). Biogr.: Ninon de l’Enelos en de vrouwen der 17e Eeuw (1917); Jean de la Fontaine, zijn vrienden en vriendinnen (1918); Remy de Gourmant (1918). Critiek: Stijn Streuvels, zijn leven en zijn werk (1908); Hugo Verriest (1909); Onze Schrijvers geschetst in hun leven en werken (1909); Bij L. Couperus (1917); La Littérature flamande contemp. (1923); Le Génie du Nord (1925); Baudelaire (met G. Van Roosbroeck, 1911) en Pol De Mont (id., 1911); Anthologie des Ecrivains flam. contemp. (met W. Timmermans, 1926).

A. Boon.
3° J. de, in het midden der 18e eeuw schoolmeester te Veurne en Ninove bij Gent; schrijver van meerdere treurspelen (tragicomedies), waarvan het bekendste is Bloedigh Moord-Thonneel in Don Renory (1754).

Lit.: Kalff, Gesch. der Ned. Lett. (VI, 501); Te Winkel, Ontwikkelingsgang (2V, 329). Vermeeren.

< >