1° Armand Emmanuel Sophie Septimanie du Plessis, hertog van, Fransch staatsman. * 25 September 1766 te Parijs, † 17 Mei 1822 aldaar. Uitgeweken voor de Fransche Revolutie keerde hij met de Restauratie naar Frankrijk terug en werd eerste minister van Lodewijk XVIII (1815).
Richelieu voerde een gematigde royalistische politiek; op het congres van Aken (1818) bekwam hij voor zijn land de vervroegde ontruiming van het grondgebied en een vermindering van de oorlogsschatting. Lit.: de Crousaz-Crétêt, Le duc de R. en Russie et en France (1897); R. de Cisternes, Le duc de R., son action aux conférences d’Aix-la-Chapelle (1898).
Bousse.
2° Jean Armand du Plessis, hertog van, Fransch staatsman, sedert 1622 kardinaal. * 9 Sopt. 1585 te Parijs, † 4 Dec. 1642 aldaar. Voelde zich geroepen tot het militaire en politieke leven, maar moest priester worden, om het bisdom Luçon in zijn familie te kunnen behouden, terwijl zijn oudste broeder, die daarvoor bestemd was, Kartuizer werd. Als priester gedroeg hij zich waardig, bevorderde de Contra-Reformatie, o.a. door de Capucijnen in zijn diocees te brengen. In 1616 werd hij staatssecretaris van Concini, den toenmaligen gunsteling; won ook het vertrouwen van de regentes Maria de Medici en werd in 1624 eerste minister met grooten invloed op koning Lodewijk XIII. Als zoodanig kon hij gaan ontwikkelen zijn ijzeren wilskracht (un coeur de fer) tot verheffing van Frankrijks macht in Europa, in het buitenland tegenover de Duitsche en Spaansche Habsburgers; in het binnenland tot verheffing van het koninklijk gezag tegenover de traditioneele macht van den feodalen adel en tegenover de politiek-militaire zelfstandigheid der Hugenoten, waaraan hij een einde maakte, o.a. door het beleg en de verovering van hun vrijstad La Rochelle (1628). Tegenover den adel stelde hij uitbreiding der bevoegdheid van koninklijke ambtenaren, veelal van burgerlijken huize, o.a. der intendanten, en onderdrukte meedoogenloos het adellijk verzet daartegen, zich uitend in een reeks van adellijke samenzweringen tegen den eersten minister. In de oorlogen van zijn tijdperk steunde hij financieel en militair evenzeer als diplomatiek alle tegenstanders van het Habsburgsche huis, zonder er in het minst acht op te geven, dat hij daardoor den belangen van het Katholicisme ten zeerste schade deed, hetgeen de pausen van zijn tijd, o.a. Urbanus VIII, hem tevergeefs onder het oog hielden. De uitbreiding van Frankrijk in de richting van den Rijn, de verovering van den Elzas was van dit alles het gevolg. Frankrijk werd door de inwendige kracht van het koningschap en tegenover het buitenland de eerste mogendheid van Europa; ook economisch en cultureel kwam Frankrijks beteekenis door R.’s bewind sterk op den voorgrond, door bevordering van zijn uitvoerhandel en door de stichting der Académie française (1635). Hij stierf aan een langdurige jichtziekte. Zijn „Mémoires” zijn uitgegeven in verschillende series.
Lit.: Hanotaux, Hist. du Card. de R. (2 dln. 1893-1903, onvoltooid); Fagniez, Le père Joseph et Richelieu (2 dln. 1894); Federn, R. (1926); Pastor, Gesch. der Papste (XIII 1928); Hilaire Belloc, Richelieu (1932).
v. Gorkom.