van een ster vindt men, door uit de plaats van die ster op den hemelbol een boog loodrecht op den hemelaequator neer te laten. De r. k. is dan het aantal graden, langs den aequator gemeten, van het lentepunt tot het voetpunt van dien boog, gerekend in een richting, tegengesteld aan die van de dagelijksche beweging der sterren.
Omdat het aequatorvlak beweegt, verandert de plaats van het lentepunt en dus ook de r. k. van de sterren voortdurend. → Praecessie. P.
Bruna