Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-10-2019

Ravenstein

betekenis & definitie

Gem. in de prov. N.Brabant ten N.O. van Oss aan de Maas (XVIII 632 II), bestaande uit het stadje R., dat met Neerlangel een parochie vormt, en verder uit de kerkdorpen Neerloon, Huisseling, Deursen, Dennenburg, Demen en Dieden.

Opp. 2 213 ha; ong. 2 500 inw. (nagenoeg allen Kath.). Landbouw, veeteelt, industrie (leder, schoenen, landbouwmachines).

Rondom het stadje grachten en contreescarpen met zwaar geboomte. De koepelkerk is in Duitschen Barokstijl opgetrokken (18e e.).

Eenige zeer oude kerkjes in de buitenparochies.Land van Ravenstein, vrije heerlijkheid, omvattende het stadje R. en de dorpen Demen, Dennenburg, Deursen, Langel, Huisseling, Herpen, Schaijk, Reek, Velp, Zeeland, Uden, Volkel en Boekel. In 1624 kwam het aan het Kath. Huis Paltz-Neuburg; het maakte geen deel van Staats-Brabant uit,'wel hadden de Staten-Generaal het recht, eenige bezetting in R. te leggen. Vele kloosterlingen vonden hier vanuit de Meierij een toevluchtsoord, nl. de Capucijnen te Velp, de Kruisheeren en de Birgittinessen te Uden, de Augustinessen te Deursen, terwijl de Broeders van den H. Franciscus zich in Boekel vestigden. In R. leidden de Jezuïeten een druk bezocht gymnasium.

In 1800 kwam de heerlijkheid aan de Bataafsche Rep., in 1805 werd zij een deel van het dept. Braband. Voor het apost. vicariaat R. zie → Megen (sub Stad en land van Megen).

Lit.: C. R. Hermans, Verzameling van charters en geschiedk. bescheiden betrekkelijk het Land v. R. (2 dln. l850-’54). v. Velthoven

< >