Grensgebergte tusschen Frankrijk en Spanje, ca. 450 km lang en 100 km breed. De P. zijn in het Oud-Tertiair sterk opgeplooid; het middengedeelte bestaat uit oude schisten, waartegen aan de buitenzijde Krijt- en Tertiaire lagen afgezet zijn.
De steile Noordkant is vochtig en bezet met bosch; de rivieren hebben er diepe dalen in uitgesneden. De Zuidzijde is droger en kaler.
Gletsjers zijn niet talrijk; ook in den IJstijd was dit niet het geval, hoewel hangende dalen, cirques en trogvormen van hun werking getuigen. Diep ingesneden passen verdeelen de P. in West-, Midden- en Oost-P.
De West-P. zijn een beboscht middengebergte (Pic d’Anie 2500 m), met veel landbouw en veeteelt. De pas van Roncevalles reikt slechts tot 1200 m.
De centrale P., een sterke scheiding zoowel wat klimaat als begroeiing, taal en volk betreft, reiken in de Maladetta tot 3400 m. De Oost-P. zijn wederom lager (Puigmal 2900 m) en worden door het lengtedal van de Tech in twee ketens verdeeld.
Het Fransche gedeelte is dichter bevolkt, heeft meer landbouw en veeteelt en zeer vele minerale bronnen; door het vreemdelingenverkeer bloeien vele stadjes (Lourdes, Perpignan). Twee tunnels doorboren het gebergte (1928 Pas van Somport en 1929 Col de Puy Moreno).
Uit den overheerschingstijd der Mooren stamt de boerenrepubliek Andorra. ➝ Pyrénées.Lit.: M. Sorre, Lc9 P. (1922): H. Spont, Les P. (1914); De Roquette-Buisson, Les vallées p. (1921). Heere.
De Vrede der Pyreneeën (1659), gesloten op een eilandje in de grensrivier de Bidassoa in de West-P., maakte een einde aan den in 1635 begonnen oorlog tusschen Frankrijk en Spanje. Frankrijk verwierf daarbij Roussillon en groote deelen van Vlaanderen en Artois (o.a. Atrecht).