Het Boek der Psalmen behoort tot de geïnspireerde geschriften van het O.T. Het bevat 150 religieuze lofliederen, in verschillenden tijd geschreven en voor liturgische doeleinden bijeengebracht.
Alle liederen zijn oorspronkelijk in het Hebreeuwsch geschreven. Daar de tekst door het vele overschrijven veel geleden heeft en in sterk gemutileerden vorm tot ons is gekomen, is de oorspr. zin niet altijd meer te achterhalen. Bij de exegese neemt men dikwijls zijn toevlucht tot tekstverandering. Een gezonde tekstcritiek zal op dit punt sober te werk gaan. De P. moeten ongetwijfeld gerekend worden tot de meest waardevolle producten van de bijbelsche → poëzie. Bij de verklaring der P. moet rekening gehouden worden met het eigen karakter der Hebr. poëzie.
Daar de P. ontstaan zijn in bepaalde omstandigheden, is dikwijls nuttig voor een goed begrip deze omstandigheden te kennen, voor zoover ze te achterhalen zijn. De inhoud van het boek is zeer varieerend. Alle menschelijke gevoelens jegens God vinden er haar uitdrukking: lofprijzing, dankzegging, boetvaardigheid om zonden, verlangen tot inkeer en tot terugkeer naar God, smeekingen in allerlei omstandigheden, enz. Hieraan ook naast de vormschoonheid ontleent dit boek zijn groote altijdblijvende waarde. Voor de bepaling en waardeering van den inhoud moet gelet worden op het feit, dat deze gezangen gedicht en gesclireven zijn onder de Oude Wet, toen de openbaring nog niet volledig was. Speciaal moeten de Messiaansche P. vermeld worden.
Reeds vanaf de oudste tijden werd het boek verdeeld in vijf deelen, die met doxologieën werden afgesloten. De telling van de P. in den oorspr. tekst verschilt van die der Vulgaat, doordat sommige P. onderverdeeld of samengenomen zijn.
Het grootste gedeelte van de P. is door David geschreven. De opschriften, van ouden datum, maar dikwijls moeilijk te ontcijferen, wijzen van 74 David als auteur aan. Bovendien is het waarschijnlijk, dat eenige uit die, waarbij geen naam vermeld staat, ook door hem zijn geschreven. De overige P. zijn voor het grootste gedeelte uit later tijd. Wanneer alle P. in één boek zijn samengevoegd, is moeilijk aan te geven. De collectie als zoodanig bestond zeker 300 vóór Christus.
Dit boek van de H. Schrift is ontelbare malen gecommentarieerd en vertaald. Zoo bezorgde de H. Hieronymus tot drie maal toe een Latijnsche uitgave (→ Psalterium).
Lit. : o.a. P. de Puniet, Le Psautier liturgique & la lumière de la tradition chrétienne (2 dln. 1933): L. Desnoyers, Les Psaumes. Traduction rythmée d’après l’Hebreu (1935); R. L. Jansen O.P., De Psalmen.
Uit den grondtekst vertaald (1936). C. Smits Gebruik in de Kath. liturgie. Dep. spelen een groote rol in de liturgie. In het Missaal komen heden volledige p. zelden voor, de talrijke van voorheen werden grootendeels tot enkele verzen teruggebracht; hetzelfde geldt voor Pontificale en Rituale, doch in mindere mate. In de kerkelijke getijden vormen de p. echter nog steeds de hoofdzaak. De Rom.
Kerk dankt aan den Regel van den H. Benedictus het gebruik het geheele Psalterium eenmaal per week te bidden. De verdeeling der p. over dagen en getijden geschiedde volgens Bijbelorde, uitgezonderd de feesten, waarvoor toepasselijke p. gekozen werden. De toename dezer feesten in de M.E. bracht het wekelijks bidden van het geheele psalterium in gedrang, de brevierhervorming van paus Pius X streefde naar een herstel der oude practijk; de oude Bijbelorde der p. werd daarbij echter, vnl. om practische redenen (gelijkmatige verdeeling over alle dagen, in verband met de drukke zielzorg der priesters), prijsgegeven. De in de liturgie gebruikte tekst der p. is die van het zgn. Psalterium Gallicanum, uitgezonderd de → Invitatoriumpsalm, die uit het tevoren zeer verspreide → Psalterium Romanum is (zie → Psalterium).
Bij het gebruik der p. let de Kerk niet enkel op hun letterlijken zin, doch vooral op hun profetische en zinnebeeldige beteekenis in betrekking tot Christus en Zijn Mystiek Lichaam, de H. Kerk. De liturgie heeft sommige p. afzonderlijk gegroepeerd, o.a. de → Boetpsalmen, Graduaalpsalmen; vroeger kende men nog psalmi familiares: groepen van 2 tot 6 p., ter intentie van de zgn. familiares: personen, die met het klooster in min of meer nauwe betrekking stonden. Ook kende men nog Mariaansche p., nl. het Magnificat, gevolgd door p. 21, 118, 125, 122, welker aanvangletters den naam Maria vormen. Verwilst Lit.: Calès, Le Livre des Psaumes (1936); Callewaert, Liturgicae Institut., Tract. II: de Breviarii rom. liturgia (Brugge 1931); v. d. Heeren, Psalmi et Cantica expheata (Brugge 1924); Hugueney, Psaumes et Cantiques (1927); P. de Puniet, Le Psautier liturg. (1933’34); Wolter, Psallite sapienter (Freiburg 1904).
Voor de wijze van voordracht, zie → Psalmodie.
Psalmen bij de Protestanten. Speciaal in de Gereformeerde Kerken en hier en daar in steil-Orthodoxe gemeenten der Ned. Herv. Kerk was men vooral en is men ook nu nog gesteld op het zingen van p. alleen, omdat deze zuiver Schriftuurlijk zijn, de gezangen daarentegen beschouwd worden als menschenwerk.Dithangt zeker ook nog samen met de Calvinistische voorliefde voor het Oude Testament, dat bijv. Calvijn zijn theocratische gedachten en wettische opvatting van het godsdienstig leven inspireerde. Deze voorliefde voor het zingen der p. hangt dus samen met het wezen van het Protestantisme. De eerste Prot. psalmberijming is van Petrus Datheen (1566), die zich aansloot bij de Fransche berijming van Marot en Beza.
Bij de hagepreeken zong men enthousiast de Datheensche psalmen. In litterair opzicht stak de berijming van Marnix van St. Aldegonde (1580) ver boven die van Datheen uit, doch de laatste bleef tot 1773 in de kerken erkend. In dit jaar werd van overheidswege een commissie (een predikant uit elk gewest met enkele regeeringscommissarissen) benoemd om een nieuwe berijming tot stand te brengen. De Staten wezen zelfs de bundels aan, waaruit keuze gedaan moest worden: a) één van Hendrik Ghijsen, zilversmid van beroep, b) één van het genootschap Laus Deo, Salus Populo; c) één van den geneesheer Johannes Eusebius Voet, In 110 zittingen werd de nieuwe bundel samengesteld, die in 1775 algemeen in gebruik kwam.
Tot voor drie jaar werden in de Geref. Kerken uitsluitend psalmen gezongen, terwijl in de Ned. Herv. Kerk ook een bundel Gezangen gebruikt werd. Pas de laatste jaren wordt ook in de Geref. Kerk een bundeltje van 29 gezangen naast de Psalmen gebruikt.
Van verschillende zijden wordt getracht andere berijmingen, op andere of verbeterde zangwijzen, ingang te doen vinden. Genoemd moet worden de nieuwe bundel van ds. H. Hasper (1937). Lammertse Psalm 151, een apocriefe psalm van 8 verzen, waarin David beschrijft, hoe hij als de minste door God werd uitverkoren om de Philistijnen te verslaan. Het is onzeker, of deze psalm oorspr. in het Hebr. werd vervaardigd; hij is bewaard in vsch. vertalingen en wordt gevonden in veel hss. en uitgaven van de Septuagint en in enkele oude Oostersche en Oud-Latijnsche vertalingen.
Lit.: J. B. Frey, Verbum Domini (V 1925) ; Dict. de la Bible (V). Greitemann