Belangrijke groep van steenvruchten, oorspr. Aziatisch, doch in het koele, gematigde klimaat alom ingeburgerd.
Voor plantk. gegevens, zie → Prunus. De p. worden ingedeeld in → kroosjes, → kwetsen, echte p., → mirabellen, Japansche p. en eenige kleinere groepen, doch de indeeling is hier en daar onscherp.
De vruchten verschillen in rijpingstijd, kleur, grootte, hardheid, smaak e.d. al naar de verscheidenheid en worden gekookt met suiker, verwerkt tot jam, ingemaakt op brandewijn, gedroogd of versch gegeten. Onrijpe p. ete men niet rauw.
Bekende p. zijn de Reine Claude, de Boerenwitte en de Boerenwets of Altesse. Veel p. hebben een zeer groot verspreidingsgebied.
Ongeënte p. kan men van worteloploop voortkweeken. In andere gevallen ent men abrikoos en perzik op p.-onderlaag.Lit.: F. Dufour, Fruitboomteelt (31930). Rietsema