Omvat het geheel van woorden, uitdrukkingen enz., die alleen in Hervormde milieu’s in gebruik zijn (bidstond, doopgetuigen, oefening houden; men vergelijke de vsch. beteekenissen in P. en Katholiekentaal van woorden als: sacrament, predikant, diaken). De P. is beïnvloed door de karakteristieke taal van den Statenbijbel, later ook nogal door het Duitsch, daar Duitsche philosophische en theologische werken veel bestudeerd werden (bijv. kerkendom, bevindelijk = voorhanden).
Ook tusschen vrijzinnigen en orthodoxen komt verschil voor. Daarenboven kent de P. nog engere groepeeringen, bijv. de ultra-orthodoxe, zgn. conventikel-groepen van de Z.-Holl. eilanden en op de N.
Yeluwe, van wier typisch taalgebruik men voorbeelden vindt in romans van D. Hogenbirk (Neveldijk, Morsdaelsche menschen e.a.).
Zoo: een diep-ingeleide of -doorgeleide Christen; de wegen, die God met mij gehad heeft; mocht het de Souvereine Vrijmacht nog eens komen te believen om mijn wagentjes op de spoortjes van vrije genade te zetten. Vgl. → Katholiekentaal.Lit. : Stellwagen, Hervormde woorden (in : De Gids, III 1901); Leest, Duitsche invloed op het Ned. der prot. theologen (diss., Gron. 1929). W. Janssen