Cultuurgewassen, die voor een goede ontwikkeling in een meer nauwkeurig bepaald ruimteverband moeten staan, worden geplant of gepoot. In den landbouw is dit vooral met aardappels het geval.
De pootaardappels (pootgoed) worden in met de schop, den dichten of den hollen pootstok of poothout (de zgn. boor) vooraf gemaakte poot- of plantgaten gelegd, daarna met grond bedekt. De plaats van die pootgaten wordt soms vooraf met den ➝ markeur bepaald.
Ook wordt veelvuldig in de voor achter den ploeg of in door den vorentrekker gemaakte geulen gepoot. De poot- of plantgatmachine maakt het mogelijk de plantgaten machinaal te maken, de aardappelpootmachine legt de aardappels in de gaten of sleuven en maakt deze daarna ook weer dicht.
Tabak, mangelwortels, koolsoorten en koolrapen, alsmede meerdere tuinbouwgewassen worden eerst op een kweek- of ➝ plantbed uitgezaaid om later als jonge planten te worden uitgeplant of verpoot. Dewez.