Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-10-2019

Polarimetrie

betekenis & definitie

(natuurk.). Sommige stoffen (chemische verbindingen met een asymmetrisch koolstofatoom) hebben de eigenschap, bij doorgang van gepolariseerd licht (➝ Polarisatie v. h. licht), het polarisatievlak, d.i. het vlak loodrecht waarop de lichttrillingen plaats hebben, te draaien.

Deze draaiing te meten, is taak der polarimetrie. De draaiing is afhankelijk van de lengte van de doorloopen vloeistofkolom en afhankelijk van den aard en concentratie van de opgeloste stof.Toestellen, waarmede deze draaiing van het polarisatievlak gemeten kan worden, heeten polarimeters. Alle polarimeters in verschillende uitvoeringen hebben een inrichting voor het polariseeren van het invallend licht, den polarisator (veelal een prisma van ➝ Nicol), een houder voor de vloeistofcuvet, en een tweede onderdeel, dat slechts lichttrillingen in een bepaald vlak doorlaat, als analysator.

Voor de bepaling van de draaiing wordt, behalve in de ➝ halfschaduwapparaten, de analysator zoo lang gedraaid, tot maximale helderheid van het beeldvlak wordt verkregen. Na tusschenzetten van het praeparaat wordt de analysator over een hoek α gedraaid, tot weer maximale helderheid wordt verkregen. De gemeten hoek α bepaalt de draaiing. In de halfschaduwapparaten wordt niet op maximale intensiteit, maar op gelijke helderheid van twee beeldhelften ingesteld.

Polarimeters vinden veelvuldig toepassing voor de bepaling van het suikergehalte in oplossingen. De speciaal hiervoor vervaardigde instrumenten dragen den naam saccharimeter. Dekkers.

< >