Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Planetarium

betekenis & definitie

1° Oorspronkelijk werd hiermee aangeduid een instrument, waarmee de omloop der planeten om de zon aanschouwelijk wordt voorgesteld. De bekendste voorbeelden hiervan zijn dat van den dom in Straatsburg (Dasypodius, 1571-’74; gemoderniseerd en uitgebreid door Schwilgué, 1836-’42) en dat van Eise → Eisinga in → Franeker (1774-’81). Dit laatste bestaat uit:

a) Het eigenlijk p., waarin zes planeten en de maan om de zon wentelen in de juiste tijden, de aarde en de maan ook nog de draaiing om de as vertoonen;
b) Afzonderlijk worden nog vertoond: uur, dag, maand en jaartal, open ondergang van zon en maan, schijngestalten van de maan, plaats van zon en maan tusschen de sterren e.d.
2° Het Zeiss-planetarium is van heel anderen aard. Dit stelt namelijk niet de werkelijke verhoudingen en bewegingen in het zonnestelsel voor, maar wil alleen den sterrenhemel met de schijnbare plaatsen en bewegingen van zon, planeten en sterren nauwkeurig nabootsen. Dit geschiedt door projectie uit een kleine 100 projectietoestellen tegen den witten binnenwand van een koepel. Het toestel is zóó gemaakt, dat de meeste voorkomende hemelverschijnselen, planetenstanden e.d. voor elk oogenblik van een ver verleden tot een verre toekomst kunnen worden gereproduceerd. Het is een uitvinding van dr. ing. W. Bauersfeld (Jena 1924) en al verscheidene van deze zeer kostbare instrumenten zijn gebouwd, meest voor Duitschland en de Ver. Staten. Den Haag bezit er een in het gebouw van de Haagsche Courant.
P. Bruna.

Lit.: bij 1° : Havinga, van Wijk en d’Aumérie, Planetariumboek Eise Eisinga (1928); bij 2°: Zeiss’ Planetarium Haagsche Courant (uitg. van het Zeiss-Pl.HT.C.).

< >