Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Plakmiddelen

betekenis & definitie

stoffen om mee te plakken. Men onderscheidt de volgende p.:

1° Plakmeel. Meel in water storten. Goed middel voor behang.
Stijfsel en tarwemeel; stijfsel met koud water aanmengen, meel erdoor, met kokend water binden. Moeilijk te maken, niet geschikt voor zwaar behang.
3° Roggemeel binden met kokend water; geeft geschikt p. voor zwaar behang.
4° Hout of kastenmakerslijm; taaie massa in koud water op laten zwellen; opsmelten in specialen lijmpot, niet koken. Goed middel voor hout en papier, werkwijze meer omslachtig.
5° Witte verf; doelmatig voor porcelein en aardewerk. Het duurt lang, voordat dit middel droog is.
6° Lijmtuben voor kleine opper vlakken van papier, porcelein, aardewerk, hout en rubber. Tuben afsluiten met een speld, anders verhardt de lijm en is onbruikbaar.
7° Waterglas, aluin, gelatine met azijn, eiwit e.a.; voor het lijmen van glas; moeilijk toe te passen.
8° Gips (versch gebrand) aanmengen met water; direct gebruiken; verhardt snel.
9° Hars en krijt om angels van messen in heften te bevestigen. Angel gloeiend maken; hars smelt uit. Niet duurzaam, goedkoop.
v. Oerle-Nipper.

< >