Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Pinaceeën

betekenis & definitie

(plantk.), de grootste fam. van de Gymnospermen; heeft vrouwelijke bloeiwijzen, die een kegel vormen met houtachtige, zelden leerachtige vruchtbladeren, waartusschen de zaden zich bevinden. De fam. valt uiteen in de onderfamilies der Cypressineeën, waarbij de bladeren in kransen of tegenover elkander staan (jeneverbes, sevenboom, levensboom, chamaecyparis en cypres), der Abietineeën, waarvan de stuifmeelkorrels twee luchtzakjes hebben [den, spar (Abies en Picea), larix en ceder], der Taxodieën(Taxodium, Cryptomeria en Sequoia) en der Araucarieeën (Araucaria en Agathis). Bouman.

< >