zijn over het algemeen de beste handgeknoopte Oriëntaalsche maaksels, wanneer men de tegenw. voor export vervaardigde massa-artikelen buiten beschouwing laat. Echte kunstwerken zijn tegenw. zeldzaam. Middelmatig fijne kwaliteiten munten gewoonlijk uit boven andere Oostersche tapijten. Grondslag voor de patroonvorming zijn hoornen, vruchten, takranken, bladeren, enz., soms ook menschen, dieren- of jachtfiguren; bij enkele worden rechtlijnige en gestyleerde teekeningen aangetroffen.
Van grooten invloed op de waarde is het aantal knoopen en het daarvoor gebruikte materiaal (een goede, stevige en meestal glanzende wol, soms met kameel- of geitenhaar vermengd; bij kostbare tapijten echter zijde). Het grondweefsel bestaat bij gewone kwaliteiten uit katoenen, bij fijne kwaliteiten uit wollen of zijden garens. Enkele namen voor P. t. zijn: Senne, Saroek, Kirman, Tebris, Sjiraz, Terahan, Chorasan, Isfahan, Soeltanabad, Moesjkabad, Serabend en Iran. Vgl. ook → Perzië (sub Perz. weefsels). Schroeder.