Heilige, kluizenaar. * 228 te Thebe als zoon van vermogende ouders, ♱ 341 in de woestijn van O.Egypte. Hij is de eerste kluizenaar, die in de Kerk bekend is. Door Hieronymus „auctor vitae monasticae en princeps vitae monasticae” genoemd. Onder de vervolging van Diocletianus verborg hij zich op een eenzame plek, waar hij zijn studiën voortzette.
Na den dood zijner ouders verried zijn zwager, om in het bezit der erfenis te komen, zijn schuilplaats. P. vluchtte en vond in het gebergte een plek, waar hij 60 jaren een leven van beschouwing en versterving leidde, zonder ooit een mensch te zien, tot hij op 113-jarigen leeftijd door den H. Antonius, zelf 90 jaar, werd gevonden. Bij een volgend bezoek van den II.
Antonius vond deze P. gestorven. Volgens de legende werd zijn graf door twee leeuwen gegraven. Feestdag 15 Januari.Lit.: S. Hieronymus, Vita S. Pauli (in Migne, Patrol. Lat. XXIII); Acta Sanctor. Jan. (I) ; Bardenhewer, Gesch. d. altkirchl. Lit. (iy 1923) ; Revue Belge de Phil. et d’hist. (1931). Feuten.