Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Pater (persoon)

betekenis & definitie

1°Jean-Baptiste, schilder. * 29 Dec. 1696 te Valenciennes, ♱ 25 Juli 1736 te Parijs. Gevormd onder Watteau, tot wiens begaafdste leerlingen en navolgers hij met Lancret behoort. Zijn schilderijen vertoonen een verwante fijnheid van koloriet en van afwerking; bij voorkeur koos hij ook elegante gezelschappen tot onderwerp. Schretlen.

Lit.: Fl. Ingersoll-Smouse, J. B. P. (Parijs 1928).

2° Lucas, Ned. koopman en tooneelschrijver. * 1707 te Amsterdam, ♱ 10 Juli 1781 aldaar. P. was lid van het genootschap Oefening beschaaft de Kunsten. Zijn gedichten zijn stichtelijk en deftig, sommige geestig en zangerig. Hij werkte mede aan de Holl. Spectator van v. Effen.

Voorn. uitgaven: Tooneelpoëzij (5 dln. 1774); Nagelaten poëzij (1784).

3° Walter Horatio, Eng. schrijver. * 4 Aug. 1839 te Shadwell bij Londen, ♱ 30 Juli 1894 te Oxford. Met J. A. Symonds en Oscar Wilde de hoofdvertegenwoordiger van de l' Art pour l' Art-richting in de Eng. letteren. Volgeling van Ruskin, stylistisch onder invloed van Flaubert (sterk geconstrueerde, maar nooit overladen stijl, streven naar de meest juiste woordkeuze). Bewonderaar van de Renaissance. Vnl. intuïtieve (zgn. „appreciatieve”) opvatting van critiek. Etman.

Werken: Studies in the Hist. of the Renaissance (1873); Marius the Epicurean (philos. roman over de 2e e.: botsing heidensche en Christel, beschaving ; 1885) ; Imaginary Portraits (1887); Appreciations (1889) ; Plato and Platonism (1893) ; The Child in the House (1894); Greek Studies (1895) ; Gaston de Latour (1896).

Lit.: Edmund Gosse, in: Contemporary Review (Dec. 1894).

< >