(Gr., = tegenwoordigheid, aankomst, verblijf). Op zeer vele plaatsen van het N.T., waar gesproken wordt van de p. van Christus, heeft het woord de technische beteekenis gekregen van Jesus’ komst op het einde der tijden. Daarom wordt het over het algemeen juist weergegeven door wederkomst. Het feit van de wederkomst van Christus in heerlijkheid is duidelijk door Christus zelf en de Apostelen geleerd.
Het is een geloofspunt. Ook heeft Christus duidelijk geleerd, dat de tijd onbekend is. In sommige teksten wordt gezegd, dat zelfs de Menschenzoon het uur niet kent (Mc.13.32; Mt.24.36 is twijfelachtig). Daarom de telkens terugkeerende waarschuwingen om waakzaam te zijn.
De meening, dat Christus zelf het einde der tijden tijdens Zijn leven verwacht heeft of een spoedige wederkomst, is niet gefundeerd. De voorspelling van de wederkomst is overgeleverd in redevoeringen van Christus, waarin tegelijkertijd de toekomstige verwoesting van Jerusalem voorspeld wordt (Mt.24; Mc.13; Lc.21). Deze eigenaardigheid van de voorstelling der feiten wordt verschillend verklaard. Ze kan echter geen moeilijkheid zijn, alsof Christus zelf op dat moment het einde van de wereld plaatst.Er bestaat een parousiekwestie. Zeker hebben de Christenen der eerste tijden de spoedige wederkomst van Jesus verwacht. Nu schijnen onderscheiden teksten van het N.T. ook zulk een verwachting te veronderstellen of te leeren. Op te merken valt, dat hier niet enkel die teksten moeten genomen worden, waar uitdrukkelijk de p. vermeld is, maar ook die, waar sprake is van het einde der tijden enz. Sommige Kath. exegeten meenden de moeilijkheid te ontwijken door aan te nemen dat de geïnspireerde schrijvers op dit punt een persoonlijke meening verkondigden en niet wilden doceeren. Deze opvatting werd in een decisie van de Bijbelcommissie van 18 Juni 1915, over de p. in Paulus’ brieven, verwar pen. De oplossing van deze kwestie moet gezocht worden in een redelijke exegese van eiken tekst afzonderlijk. De geïnspireerde schrijvers kunnen niet in tegenspraak zijn met de duidelijk door Christus geopenbaarde waarheid, dat dag en uur onbekend zijn. Velen meenen hierin de oplossing te vinden, dat juist de absolute onzekerheid de mogelijkheid insluit, dat het elk oogenblik dus ook in de naaste toekomst kan gebeuren. Door sterk op dit idee den nadruk te leggen worden uitdrukkingen gebruikt, die verkeerd door sommigen verstaan zijn van een spoedige wederkomst.
Lit.: o.a. Billot, La P. (1920). C. Smits.
Iconographie De p. wordt in de Christel, iconographie eerst na de 4e e. behandeld, als een verdere ontwikkeling van den Christus, leerarend temidden der Apostelen. Hierbij komen zich apocalyptische gedachten voegen en zoo wordt de voorstelling in de p. ingeschakeld; ze vormt aldus een overgang naar de → Majestas Domini. Overigens wordt de p. iconographisch bij het Laatste → Oordeel behandeld.
p. Gerlachus.