Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Parallel-verwante talen

betekenis & definitie

Het begrip → taalverwantschap leert ons, dat hiermee twee geheel verschillende verhoudingen worden benoemd:

1° De biologische verwantschap tusschen de sprekers met een erfelijke articulatiebasis en
2° De sociologische saamhoorigheid van naburige talen onder elkanders wederkeerigen invloed.

Welnu, het begrip: parallelverwante talen is het bijzondere geval van biologische taalverwantschap, dat in Europa het meest voorkomt. Als wij dus spreken over de verwantschap der Romaansche en Indogermaansche talen, moeten wij daar eerst al de sociologische feiten ten gevolge van het onderling verkeer uit verwijderen. Wat wij daarna overhouden is tusschen de Romaansche talen onderling, of tusschen de Indogermaansche talen onderling: een parallelle taalverwantschap of de collectieve verhouding van verschillende dochtertalen tot één oertaal. D.w.z. er was één oervolk met één oertaal met sterke domineering van één ras. Dat ééne volk zond nu kolonisten of landveroveraars uit naar andere volken, die ook een andere taal hadden, gewoonlijk onder domineering van een ander ras. Daarmee sloten zij huwelijken, en daardoor ontstond een mengras. Nu zijn er zoo 7 parallelle Mendeliaansche raskruisingen ontstaan, omdat de biologische lijnen parallel loopen; d.w.z. de articulatiebases der talen zijn biologisch slechts halve zusters van elkaar. Zij hebben toch allemaal denzelfden vader: het Indogermaansch. Maar zij hebben elk een andere moeder, bijv. het Klein-Aziatisch of Armenide ras bij de Armeniërs, het Prae-slavische ras bij de Baltoslaven, het alles behalve zuivere Indide ras bij de Indoiranen, twee verschillende gemengde Mediterrane rassen bij de Grieken en Romeinen, twee verschillend samengestelde Noorsche rassen bij de Kelten en Germanen, enz.

Maar het spreekt vanzelf, dat al die talen ook een verwantschap hebben van moeders kant. Dit noemen wij nu de afzonderlijke verwantschap van elk dier Indogerm. talen. Zoo is de Armeensche articulatiebasis niet slechts verwant en afkomstig van de Indogerm. vadertaal en haar basis, maar ook van de Kaukasische moeder-articulatiebasis. Zoo zijn de Slavische talen dus niet alleen Oost-Indogermaansch maar ook Prae-slavisch van afkomst. Zoo is dus het Germaansch niet alleen West-Indogermaansch maar ook van zeer gemengd Noordsche afkomst. Het doel van deze twee nieuwe termen: parallelle en afzonderlijke taalverwantschap was: de fout te corrigeeren der vroegere taalverwantschapstheorieën, die slechts een éénzijdige verwantschap met het Indogermaansch erkenden. Zie → Dochtertalen. Jac. v. Ginneken.

Lit. : Ant. Meillet, De talen van het nieuwe Europa (blz. 85-90); id., La méthode comparative en linguistique hist. (Oslo 1925); Jac. van Ginneken, Het begrip der taalverwantschap (in : Onze Taaltuin, II, 1933,193-216).

< >