Verouderde, maar nog veel gebruikte term voor de Romaansche talen, die gezamenlijk uit de Latijnsche taal, de Slavische talen, die uit het Oerslavisch, de Keltische talen, die uit het Oer-Iveltisch en de Germaansche talen, die uit het Oergermaansch zijn voortgekomen. Aangezien dochters nu eenmaal minstens denzelfden vader of moeder hebben, is dit een verouderde en onjuiste naam,
1° omdat elk dier talen zeker een andere moeder had, en
2° de identiteit van den vader ook zeer twijfelachtig is.
Om bij de Romaansche talen, wier oorsprong het best bekend is, te blijven, ontstond
1° het Fransch in de nakomelingschap van een heele groep Romeinsche legioensoldaten, die huwden met Gallische vrouwen; het Roemeensch uit de nakomelingschap van eenzelfde groep Romeinen, die huwden met Dacische vrouwen, hot Spaansch uit Romeinen, die huwden met Keltiberische vrouwen, het Siciliaansch uit Romeinen en Siculae enz. Maar
2° is het Latijn naar Sicilië en Sardinië een paar eeuwen vroeger vertrokken dan naar Spanje en zijn de Romeinsche soldaten, die in Spanje met de Keltiberische vrouwen huwden, een paar eeuwen ouder dan hun Gallische collega’s uit Caesar’s tijd. Het Dacische Latijn is opnieuw 2 of 3 eeuwen jonger dan het Gallische. En het Italiaansche Latijn is het jongste van alle.
Als men nu bedenkt, dat het Latijn in deze 8 of 9 eeuwen een snelle evolutie beleeft, is het duidelijk, dat er hier van dochtertalen in den sensus obvius geen sprake kan zijn. → Taalverwantschap. De juiste naam voor deze onderlinge taalverhouding is: → Parallel verwante talen.
Lit.: Jac. v. Ginneken, Het begrip der taalverwantschap. Onze Taaltuin (II 1934, blz. 198). Jac v. Ginneken Docta ignorantia (Lat., = geleerde onwetendheid) heet bij → Nicolaas van Cusa het irrationeele intuïtieve inzicht, uitgaande boven het redelijk denken, in het eindige en het Oneindige, waardoor wij de wereld leeren kennen als een ontvouwing Gods, als een andere bestaanswijze van het Oneindige. Latere pantheïstische theorieën konden zich op de d. i. beroepen. → Coincidentia oppositorum.
Lit.: E. Vansteenberghe, Le card. Nicolas de Cues, l’action, la pensée (Parijs 1920); P. Rotta, II cardinale Nicolo di Cusa, la vita ed il pensiero (Milaan 1928). F. Sassen