zijn papieren betalingsmiddelen. Men onderscheidt eigenlijk p. g., wanneer het niet tegen edel metaal inwisselbaar is, en oneigenlijk p. g., wanneer dit wel het geval is. Onder de eerste soort vallen bijv. de oude Ned. muntbiljetten; onder de tweede de bankbiljetten van de Ned. Bank.
De Nominalisten of voorstanders van den papieren standaard (→ Nominalisme, 2°) erkennen alleen de eerste soort als p. g., het → Metallisme daarentegen beschouwt deze soort als minderwaardig geld. De zwakke stede van het oninwisselbare p. g. is gelegen in het gevaar voor bovenmatige uitzetting van den geldvoorraad, omdat deze niet verbonden is aan en derhalve geen rem vindt in het moeilijk te vermeerderen edel metaal, zooals bij het inwisselbare p. g. wel het geval is.Lit.: A. Wagner, Die Geldund Kredittheorie der Peelschen Bankakte ; Hawtrey, Currency and Credit; Subercaseaux, Le papier monnaie. Vorstman.