1° Aurelius, Augustijn. * 1870 te Savona, ♱ 1927 te Rome. Algemeen erkend als onder de Westersche theologen de beste kenner van de theologie der Oostersche, speciaal der Russische orthodoxie. Zijn hoofdwerken worden onontbeerlijk geacht voor al wie, op werkelijk deugdelijken grondslag steunend, actief wil deelnemen aan pogingen om de hereeniging der Russisch-orthodoxe met de Kath. Kerk te bevorderen.
Voorn. werken: La Chiesa Russa, le sue odierne condizioni e il suo Riformismo dottrinale (Florence 1908) ; Theologia dogmatica orthodoxa Ecclesiae Graeco-Russicae (onvoltooid, I en II Florence 1911-’13). Claesen.
2° Dominicus, Jezuïet, godgeleerde. * 4 Juli 1829 te Piacenza, ♱ 29 Mei 1909 te Rome. Prof. in de dogmatiek aan het Gregorianum te Rome; l878-’94 prof. in de exegese aan het theologaat der Jezuïeten te Maastricht. Hij was een der eersten, die het „modernisme” van Loisy bestreden.
Lit. : Vacant, Dict. théol. Oath. (XI) ; Koch, Jesuiten-Lex. v. Hoeck.
3° Malleo, Florentijnsch Humanist en geschiedschrijver. * 13 Jan. 1406 te Florence, ♱ 13 April 1475 aldaar. Nam deel aan politiek leven, was gonfaloniere en prior der stad; schreef een Historia Florentina vanaf de Schepping tot aan 1449 en een vierdeelig moraliseerend betoog: Della vita civile. Zijn Commedia is een danteske nabootsing; onder leiding der Cumeesche sibylle maakt de dichter een reis naar de Elyseesche velden en ziet, hoe hier zonde gestraft en deugd beloond wordt. Wegens anti-Katholieke leer werd dit werk op den Index geplaatst.
Lit. : G. Boffito, L’eresia di M. P. (in : Giorn. stor. di letteratura italiana; XXXVII 1901,1). Ellen Russe.