(biol.), zuurstofoverbrengende enzymen, welke een rol spelen bij de chemische omzettingen tijdens het ademhalingsproces, dus bij de oxydatie van het ademhalingsmateriaal in plantaardige weefsels. O. behooren tot de endo-enzymen, die moeilijk buiten de cel te krijgen zijn. Voorbeelden van o. zijn → laccase en tyrosinase, dat een rol speelt bij de oxydatie van tyrosine tot homogentisine-zuur. Over de wijze, waarop de o. in het oxydatieproces ingrijpen, bestaan verschillende opvattingen.
Volgens de oudere opvatting van Bach en Chodat kunnen vele o. hun werking eerst uitoefenen in aanwezigheid van bepaalde peroxyden, oxygenasen genaamd. Deze oxygenasen zijn gemakkelijk oxydeerbaar; o. splitsen uit de peroxyden actieve zuurstof af en deze kan dan de moeilijker oxydeerbare stoffen oxydeeren. Volgens nieuwere opvattingen van Wieland en Palladin wordt bij de verbranding van het voornaamste ademhalingsmateriaal, de suiker, deze eerst aan water gebonden. Hierna vindt onder invloed van dehydrasen de oxydatie plaats op een wijze, waarbij waterstof wordt onttrokken en tegelijkertijd CO2 vrijkomt.
De vrijkomende waterstof zou gebonden worden aan gemakkelijk reduceerbare waterstof-acceptoren, ademhalingspigmenten genaamd. Onder inwerking van o. gaat de waterstof van de ademhalingspigmenten over op de luchtzuurstof, waarbij H2O ontstaat. Het ademhalingsproces kan dan worden voorgesteld als volgt: C6H12Oe + 6H20→ 6CO2 + 24H; 24H+6O2→ 12H2O.Melsen.