kan men onderscheiden in zelfstandig en begeleidend o. Het eerste is tot groote ontwikkeling gekomen en daardoor zijn vele vormen ontstaan (vgl. ricercar, toccata, intonation, canzone, improvisatie, sonate, fuga). Met Mendelssohn en Reger wordt het orgel tevens concertinstrument. Vanaf ca. 1600 valt een rij van bekende organisten te vermelden, o.a.
P. Hofhaymer, Kotter, Kleber, Schlick, Buus, Merulo, Gabrieli, Cabezon, Frescobaldi, Froberger, Buxtehude. Cornet, Buil, Luython, Sweelinck, Reinken, Scheidt, Scheidemann, Couperin, familie Bach, Marchand. Turck, Vogler, Ritter, Lemmens, Saint-Saëns, Guilmant, Straube, Schweitzer, e.a.
Piscaer.Lit: Bönicke, Kunst des Orgelspiels; G. Frotscher, Gesch. des Orgelspiels u. der Orgelkompositionen.