Ook resorptie en soms absorptie genoemd, een physiologisch proces, waardoor de spijsverteringsproducten uit den darm aan het bloed worden overgegeven. Het is niet mogelijk de o. van physisch-chemisch standpunt, zooals men vroeger veronderstelde o.a. door osmose, te verklaren, daar de experimenten andere gedragingen vaststellen, zooals:
1° Het proces is gepolariseerd, d.w.z. het transport heeft slechts in één richting plaats, nl. van den darm naar het bloed, nooit omgekeerd.
2° Er wordt concentratie-arbeid verricht, waarmede bedoeld wordt dat het transport kan plaats hebben tegen een hoogere concentratie in.
3° Het transport is volledig, d.w.z. dat alle splitsingsproducten, welke voor transport in aanmerking komen, uit den darm worden weggevoerd en het dus niet gaat om het bereiken van een evenwicht.
4° De cellen met de o. belast schijnen een electief vermogen te bezitten; sommige oplossingen worden doorgelaten, andere niet. Zoo bijv. wordt uit een isotonische keukenzout-oplossing onder overigens gelijke verhoudingen meer zout opgenomen, dan uit een isotonische kaliumchloride-oplossing.
De cellen met dit proces belast worden resorptiecellen genoemd; zij liggen aan het inwendige darmoppervlak, dat dikwijls door plooien en darmvlokken zeer sterk is vergroot. In het algemeen kan men zeggen, dat van de splitsingsproducten der voedingsstoffen worden doorgelaten de enkelvoudige suikers, de aminozuren (afbraakproducten van eiwitten) en misschien afzonderlijke vetzuurmoleculen.
L.Willems.