1° Adèle SC., Ned. romanschrijfster, die haar werken uitgaf onder het pseud, A. S. C. Wallis. * 21 Juli 1857 te Utrecht.
Aanvankelijk schreef zij tooneelstukken in het Duitsch: Der Sturz des Hauses Alba (1875) en Johann de Witt (1876). Daarna schreef zij enkele veelgelezen romans, in niet al te zuiver Ned.: In dagen van strijd (1878; en Vorstengunst (1883); benevens enkele novellen over Zweedsche bist. onderwerpen. Later huwde zij met den Hong. prof. von Antal. Zij is een leerlinge van mevr.
Bosboom Toussaint en heeft sterk den invloed van Walter Scott, Lessing en Goethe ondergaan. Piet Visser.Lit.: J. ten Brink, Gesch. v. d. N. Ned. Lett. in de XlXe eeuw (1889; die haar al te veel ophemelt).
2° Cornelis Willem, Nederlandsch wijsgeer, litterator, jurist en theoloog. * 20 Sept. 1821 te Rotterdam, hoogleeraar in de wijsbegeerte te Utrecht 1846-’89, ♱ 22 Aug. 1892 te Oosterbeek. O. is de voornaamste woordvoerder van het positivisme in Ned. en de groote propagandist voor de toepassing van de natuurwetenschappelijke methode op alle terreinen van het menschelijk kennen; met A. Kuenen en J. H. Scholten behoort hij tot de vaders van het modernisme in de Ned. Prot. theologie; de H. O.-wet van 1876 is voor een groot deel zijn werk.
De „ervaringswijsbegeerte” van O. is een realistische werkelijkheidsleer, die alle metaphysiek verwerpt, en naast de zintuiglijke kennis ook het gevoel als kenbron aanvaardt. Het godsdienstig gevoel is de eenige, doch zekere grondslag van geloof en godsdienst. Het Christendom wordt door O. van zijn bovennatuurlijk karakter ontdaan.
Ook als jurist huldigde O. het positivisme. Volgens hem moet men zich in de eerste plaats houden aan de grammaticale beteekenis van de woorden der wet. Bij twijfel moet men een oplossing trachten te vinden uit het systeem der wet, en eerst in de derde plaats mag men een beroep doen op de geschiedenis. Zijn verdiensten bestaan in een nauwkeurige en scherpe ontleding van den woordelijken inhoud der wet. Daarentegen hechtte hij te weinig waarde aan de historische ontwikkeling en sloeg hij in het geheel geen acht op de practijk van het recht.
Voorn. werken.
Op wijsgeerig gebied : De wijsbegeerte den mensch met zich zelven verzoenende; Het Wezen der kennis, een leerboek der Logica; Wetenschap en Wijsbegeerte ; De Waarheid en hare kenbronnen; De Godsdienst.
Op rechtsk. geb. : De naturali obligatione (1845); Aanteekening op de wet, houdende algemeene bepalingen (41884); Het Burgerlijk Wetboek (21857); Het Burgerlijk Wetboek verklaard (31911-’18, 3 dln., bewerkt door A. Grünebaum, J. Goudeket en N. de Beneditty).
Lit.: B. v. d. Wyck, Mr. C. W. 0. (1893); K. Roessingh, Het Modernisme in Ned. (1922); F. Sassen, Wijsbeg. der 19e e. (1934).