Toestellen, welke bij telephonie gebruikt worden om de centrale en daarna den gevraagden abonnent op te roepen. In het locaal-batterij-systeem bestaat deze inrichting uit een magneet in het toestel van den oproepende, en een oproepindicator met valklepje op het bord van de centrale. Wanneer de bediende het gevraagde nummer kent, roept zij op door een magneet, die op haar beurt een schel in het toestel van den opgeroepene aandrijft. In het centraal-batterij-systeem is het eerste deel van deze installatie gewijzigd: door het afhaken van de telephoon stuurt de oproepende een stroom door een relais, welke een lampje doet branden op het bord van de centrale.
Verder verloopt de oproep als boven. In de automatische telephonie is het de nummerschijf, die als oproeptoestel bij den oproepende fungeert: de impulsies die zij uitstuurt, brengen de verbinding met den opgeroepene tot stand, alsook met een triltransformator, welke diens schel aandrijft.Gillon.