In het O.T. stond aan het hoofd van de geheele priesters- en Levietenstand de hoogepriester (Lev.21.10; Num.35.25, enz.). Hij wordt ook genoemd de gezalfde, de priester, de priestervorst. Hij bezat de volledige priesterlijke waardigheid en was de middelaar tusschen God en het geheele Joodsche volk. Hij bracht het dagelijksche morgenen avondoffer en mocht éénmaal in het jaar het heilige der heiligen binnengaan.
Hij besliste in alle belangrijke godsdienstige waagstukken, raadpleegde de Oerim en Toemmim, zalfde den koning, enz. Later was hij voorzitter van het Sanhedrin. De eerste hoogepriester Aaron ontving een bijz. wijding. De laatste hoogepriester was Phinees.
Uit Christus’ leven zijn bekend Annas en Caiphas. C. Smits.