Het Ned. K. B. van 19 Nov. 1934, lettend op en aansluitend bij art. 2 van het verdrag nopens de verandering van handelsvaartuigen in oorlogsschepen, zegt in art. 1: „Onder Ned. oorlogsvaartuig wordt verstaan elk vaartuig, behoorende aan of in dienst van het Rijk in Europa, Ned.-Indië, Suriname of Curaçao, dat staat onder bevel van een tot de mil. marine behoorenden gezaghebber, en waarvan de bemanning is onderworpen aan de krijgstucht”. Art. 2 van eerstgenoemd K.
B. stelt de kenmerken vast, nl. het voeren van een wimpel, een commandovlag of een standaard.Een o. blijft, waar zich ook bevindend, behooren tot het eigen territoir, alwaar geen vreemde regeering vermag haar gezag uit te oefenen en waar de eigen landswetten van toepassing blijven. Vreemde justitie en douane kunnen haar gezag aldaar niet uitoefenen (wel natuurlijk op de eigen kade vóór het schip).