Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Ooms

betekenis & definitie

1° Cornelius, jurist. * 1599 te Gent, † 20 Sept. 1654 aldaar. Officiaal van het bisdom onder bisschop Triest. Hij moest als officiaal twee zaken behandelen, die destijds grooten ophef maakten: die der Brigittienen te Dendermonde (een kwestie over de exemptie van sommige kloosterlingen) en die van het catechismusonderricht. De pastoors van Gent wilden aan de Jezuïeten het recht ontzeggen catechismuslessen te geven.

O., in naam van bisschop Triest, steunde de pastoors. Het werd een hevig conflict, dat tot in de hoogste juridische instanties bepleit werd. Men kent de definitieve uitspraak niet; practisch behaalde O. echter de overwinning. Valvekens.

2° Jan, Minderbroeder. Vanuit Ammerzoden (1651) werkte hij in het geheim, als marskramer verkleed, onder de Kath. Aan hem is grootendeels het behoud van het geloof in de Bommelerwaard te danken.
3° Karel, Vlaamsch schilder. * 1845 te Desschel, † 1900 te Cannes. Leerling van de Acad. der Schoone Kunsten te Antwerpen. Schilderde portretten, hist. en godsd. onderwerpen. Zijn werken doen aangenaam aan en zijn zeer nauwkeurig afgewerkt, maar missen warmte.

< >