Wat is de betekenis van Triëst?

(<Fr.), bn. (triester, meest triest), triestig, bn. bw. (-er, -st), 1. treurig, droevig, in ’t bijz. voor zover dit uiterlijk waarneembaar is: een triestig gezicht; er triest uitzien; iem. triest aanzien; 2. droevig stemmend, naar, somber: het is triestig weer, triest weertje.

Zie Tristan

Triëst - Eigennaam 1. (toponiem) stad en provincie in Italië, ten oosten van Venetië, aan de grens met Slovenië 2. (geschiedenis) zelfstandig bestuurlijk gebied in het Oostenrijkse kroonland Küstenland met de hoofdstad Triëst 3. (geschiedenis) voormalige vrijhaven (1947 tot 1954)

triest - bijvoeglijk naamwoord 1. verdriet hebben of laten blijken ♢ ik voel me nogal triest nu oma er niet meer is 2. wat verdriet veroorzaakt ♢ het is van dat trieste weer vandaag Bijvoeglijk naa...

1. dat is-, onder Amsterdamse scholieren ironisch voor ‘dat is dom’. Bron: Het Parool, 25/11/89. 2. wat ben je-, je bent een beetje sukkelig; wat een eikel ben jij toch. Ironische uitdr. van Amsterdamse scholieren. Bron: als 1. 3. wat-, onder jongeren een afkeurende uitroep. Sinds de jaren tachtig.

Stad en provincie in het noordoosten van Italië; na de Tweede Wereldoorlog verdeeld. De stad Triëst was een belangrijke haven in het keizerrijk Oostenrijk-Hongarije. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was het een van de voornaamste doelen van de Italiaanse offensieven aan de rivier de Isonzo. Bij de Vrede van Saint-Germain (10 september 1919) kwam Trië...

(280 000 inwoners), een havenstad aan het noordelijke uiteinde van de Adriatische Zee. Tot 1919 behoorde Triëst aan Oostenrijk, daarna werd het Italiaans. In 1945 maakten Italië en Joegoslavië er beide aanspraak op. In 1954 kwam de stad Triëst aan Italië, de omgeving aan Joegoslavië.

m -> Tristan (Ze.).

adj. & adv., tryst(ich), mankelyk; — en koud weer, goar waer.